Het Leven van Miyamoto Musashi
Eli Steenput
Myamoto Musashi is gekend door iedere Japanner. Dit komt vooral door de populaire roman van Yoshikawa Eiji gebaseerd op het leven van Musashi. Sindsdien werden ook vele films over zijn leven gemaakt. Dit heeft echter als gevolg dat het populaire personnage van Musashi min of meer los is komen te staan van de historische figuur. Hoewel Musashi in zijn eigen tijd bekendheid genoot en ook zelf boeken geschreven heeft, weten we niet zoveel over zijn leven. De bronnen spreken elkaar vaak tegen, en als we de historische teksten zouden geloven, was Musashi geregeld op 12 verschillende plaatsen tegelijk! Waar we over zijn tijdgenoten vaak weinig weten door gebrek aan informatie, is bij Musashi eerder het tegendeel het geval.
Wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat Musashi in een woelige periode leefde, het einde van de periode der strijdende staten en het begin van de Tokugawa vrede. Hij was één van de vele samurai die de oorlog gekend had, en zich moest aanpassen aan de nutteloosheid van zijn beroep in een tijd van vrede.
Shinmen Musashi No Kami Fujiwara No Genshin, of zoals hij gewoonlijk genoemd werd, Miyamoto Musashi, werd in 1584 geboren, het jaar voor Toyotomi Hideyoshi de titel van Kanpaku opeiste, in het dorp Miyamoto in de provincie Mimasaka. 'Musashi' is de naam van een gebied dat ten zuid-westen van Tokyo ligt en de titel 'No Kami' betekent landedelman, terwijl 'Fujiwara' de naam is van een adellijke familie die in Japan meer dan duizend jaar een van de meest vooraanstaande families was.
Musashi's voorouders waren een tak van de machtige Harima stam in Kyushu, het zuidelijke eiland van Japan. Zijn grootvader, Hirada Shokan, was een volgeling van Shinmen Iga No Kami Sudeshige, de heer van het Takeyama kasteel. Deze landheer had een zeer hoge dunk van Hirada Shokan en liet hem zelfs zijn dochter trouwen.
Musashis vader Shinmen Munisai verliet zijn vrouw Omasa kort na de geboorte. Omasa keerde terug naar haar geboortedorp in Harima. Musashi bezocht zijn vader regelmatig, en leerde er de basis van het zwaardvechten en het gebruik van de jitte, een soort ijzeren wapenstok, die door de politie met een haak aan de gordel gedragen werd. Musashi leerde snel, maar Munisai had echter geen liefde voor zijn zoon, en op een dag gooide hij zelfs in woede met een kort zwaard naar hem. Musashi ontweek de aanval, maar besloot hierna zijn vader niet meer te bezoeken.
Musashi was geen braaf kind. Hij was een onstuimige jongeling met een sterke wil en groot voor zijn leeftijd. Door een eczeem op jonge leeftijd had hij littekens die zijn gezicht een woest uiterlijk gaven. Door een ingeving begon hij te trainen in het gebruik van het zwaard met één hand, wwardoor hij erg sterk werd.
Er wordt vermeld dat hij, toen hij net dertien jaar was, in een gevecht een man doodsloeg. Zijn tegenstander was Arima Kibei, een samoerai van de Shinto Ryu school voor krijgskunde, die zeer bedreven was met het zwaard en de speer. Kibei had een bord uitgehangen waarop stond dat hij elke uitdager zou ontmoeten. De jongen stuurde onmiddelijk een uitdaging. Toen dit uitkwam, stuurde zijn familie hem samen met een priester naar Arima om de kwajongensstreek uit te leggen. Voor de priester kon spreken, gooideMusashi de man op de grond en toen hij probeerde op te staan sloeg hij hem met een stok op het hoofd. Terwijl hij bloed opspuwde, stierf Kihei. De overwinning veroorzaakte grote sensatie.
De jonge Musashi had een eigenaardige afkeer van persoonlijke netheid. Hij veranderde haast nooit van kleren, hoe vuil ze ook werden, en waste zich zelden. Sommigen zeggen dat hij nooit een bad nam, maar er is een beroemd verhaal over hoe hij in een badhuis overvallen werd, dus dit is waarschijnlijk overdreven. Hij kamde ook zijn haar niet. Het was niet uit onverschilligheid, hij probeerde waarlijk bewust er zo slordig mogelijk uit te zien. Hij zocht liever een paar oude sandalen dan nieuwe aan te trekken. Ongetwijfeld bracht deze gewoonte hem weinig vrienden.
Op zestienjarige leeftijd verliet hij zijn huis om een 'Pelgrimstocht van de samoerai' te maken, die hem talloze overwinningen bezorgde en hem zes maal in een oorlog deed belanden, totdat hij uiteindelijk op vijftigjarige leeftijd, toen hij aan het eind gekomen was van zijn zoeken naar de oorzaak der dingen, een gevestigd leven ging leiden. Er moeten vele zwervende samoerai geweest zijn die op soortgelijke expedities door het land reisden, sommigen alleen zoals Musashi en anderen in kleine groepjes.
Dit deel van zijn leven, waarin hij op zichzelf was aangewezen en niet aan de gemeenschap deelnam, besteedde Musashi met volstrekte overgave aan het zoeken naar verlichting door de Weg van het zwaard. Slechts bekommerd om het verbeteren van zijn bekwaamheid, leefde hij zoals mensen gewoonlijk niet leven, en zwierf hij door Japan doorweekt door winterse stormwinden, zocht niet naar een vrouw en leerde geen vak behalve zijn eigen studie. Er wordt verteld dat hij nooit ongewapend in bad ging opdat hij niet onverhoeds werd overvallen, en dat hij er zonderling en armzalig uitzag.
Toen hij eenentwintig jaar was ging hij naar de hoofdstad Kyoto, waar hij zijn persoonlijke stijl wou testen tegen de gevestigde scholen. Dit werd de achtergrond van zijn gevechten tegen de Yoshioka familie. De Yoshioka's waren generaties lang de schermleraren van het huis Ashikaga geweest tijdens de Ashikage periode. Later werd hun door de Tokugawa shogun verboden nog Kendo te onderrichten en de familie ging zich toeleggen op het stofverven wat zij tegenwoordig nog doet.
Hoewel het land in chaos verkeerde op het moment dat Musashi zijn uitdaging stuurde, was de faam van de Yoshioka familie nog ongeschonden. Zonder twijfel was hij bereid zijn leven te riskeren.
Het hoofd van de familie, Yoshioka Seijiro, was de eerste die op de velden buiten de stad met Musashi zou vechten. Seijiro was met een houten zwaard gewapend, en vergezeld van enkele leerlingen. Musashi verschhen echter niet op de afspraak, en na twee uur vonden de leerlingen hem nog in bed. Het duurde nog twee uur voor hij uiteindelijk ter plaatse was. Seijuro was woedend. Musashi bleef kalm en sloeg tenslotte zijn tegenstander bewusteloos. Zijn volgelingen brachten hem op een draagbaar naar huis, waarna hij uit schaamte zijn samoerai haarknot afsneed en priester werd.
Musashi bleef in de hoofdstad rondhangen waar zijn voortdurende aanwezigheid de Yoshioka's steeds meer ergerde. Daarom eiste Denshichiro, de tweede broer, een gevecht met Musashi. Dit gevecht zou met echte zwaarden gevochten worden. Ondanks een plechtige belofte kwam Musashi weer te laat op de afgesproken dag en enkele sekonden na het begin van het gevecht sloeg hij met een houw van zijn zwaard de schedel van zijn tegenstander doormidden.
Denshichiro was dood en Hanshichiro, de jonge zoon van Seijiro, was de volgende uitdager van de Yoshioka familie. Hij was eigenlijk nog een kind, nog niet eens in zijn tienerjaren. De strijd zou gehouden worden bij een pijnboom die bij de rijstvelden stond. Musashi arriveerde lang voor de afgesproken tijd op de ontmoetingsplaats en terwijl hij zich verschool, wachtte hij op zijn vijand. De jongen arriveerde gekleed in de officiele wapenrusting vergezeld van een groep goed bewapende volgelingen die vastbesloten waren hoe dan ook Musashi uit de weg te ruimen. Musashi wachtte, verborgen in de schaduw, en net toen zij dachten dat hij het zekere voor het onzekere genomen had en besloten had Kyoto te verlaten, verscheen hij plotseling in hun midden en sloeg de jongen neer. Daarna baande hij zich met beide zwaarden een pad tussen hen door en ontsnapte.
De ongebruikelijke taktiek van Musashi kreeg veel kritiek, maar als we zijn Boek der vijf sferen lezen, zien we dat Musashi een duel op dezelfde manier beschouwde als een veldslag. In de oorlog is er geen plaats voor regels en fair play en afspraken over het uur van de strijd.
Na deze verschrikkelijke tijd zwierf Musashi door Japan en werd tijdens zijn leven al een legende. Wij zien zijn naam en de verhalen van zijn moed vermeld in registers, dagboeken, op monumenten en in de overlevering van de bevolking van Tokyo tot Kyushu. Voor zijn negenentwintig jaar vocht hij meer dan zestig keer en hij won alle gevechten. Het oudste verslag van zijn gevechten staat in de Niten Ki, of 'Kroniek der Twee Hemelen' een gedenkschrift dat door zijn leerlingen een tijd na zijn dood werd samengesteld. Omdat de landheren nog altijd rekening hielden met de kans op een nieuwe oorlog, kreeg hij meerdere werkaanbiedingen, ondanks zijn bizarre uiterlijk. Hij bleef zich echter vervolmaken in de weg van het zwaard.
Toen Musashi in de provincie Iga was bestreed hij Shishido Baikin, een bekwame ketting-en-sikkelvechter. Terwijl Shishido zijn ketting ronddraaide gooide Musashi met een shuriken die zijn borst doorboorde en liep op hem toe om hem te doden. De toekijkende leerlingen vielen Musashi aan maar hij verjoeg hen in de vier richtingen.
In Edo bezocht de samoerai Muso Gonosuke hem en wilde met Musashi duelleren. Musashi was net bezig hout te snijden om een boog te maken en terwijl hij in Gonusuke's verzoek toestemde, stond hij op en wilde de dunne stok die hij aan het snijden was als zwaard gebruiken. Gonosuke deed een woeste aanval, maar Musashi stapte recht op hem af en sloeg hem op het hoofd. Gonosuke ging weg.
In 1605, het jaar van de Yoshioka affaire, bezocht hij de Hozoin tempel in het zuiden van de hoofdstad. Hier duelleerde hij met Oku Hozoin, de leerling van de Zen priester Hoin Inei van de Nichiren sekte. De priester was een speervechter, maar hij was geen partij voor Musashi die hem twee keer met zijn korte houten zwaard versloeg. Musashi bleef enige tijd in de tempel wonen, bestudeerde de vechttechnieken en genoot van de gesprekken met de priesters. Tegenwoordig bestaat er nog steeds een traditionele vorm van speervechten die door de monniken van Hozoin beoefend wordt. Het is interressant dat het woord Osho, wat tegenwoordig priester betekent, vroeger 'leraar in speervechten betekende. Hoin Inei was de leerling van Izumi Musashi no Karni. De priesters gebruikten speren met kruisvormige punten die onder de onderste dakrand werden bewaard.
Toen Musashi door de provincie Izumo trok bezocht hij de landheer Matsudaira en vroeg hem of hij met zijn sterkste Kendo strijder mocht vechten Er waren vele goede strategen in Izumo. Het werd Musashi toegestaan met een man te vechten die een ruim twee meter lange zeshoekige houten stok gebruikte. De tweekamp vond plaats in de tuin bij de bibliotheek van de landheer. Musashi gebruikte twee houten zwaarden. Hij joeg de samoerai achterna, de twee houten treden op van de veranda van de bibliotheek, deed een uitval naar zijn gezicht op de tweede tree en sloeg hem op beide armen toen hij achteruit deinsde.
Tot verbazing van de toekijkende dienaren vroeg landheer Matsudaira aan Musashi of hij met hem wilde vechten. Musashi dreef de landheer eveneens de treden van de bibliotheek op en toen de landheer probeerde een resolute vechthouding aan te nemen sloeg Musashi zijn zwaard met de 'Vuur en Stenen Slag' in tweeen. De verslagen landheer boog voor hem en Musashi bleef daar enige tijd wonen om hem te onderrichten.
Musashi's meest bekende duel vond plaats in 1612 in het zeventiende jaar van Keicho, toen hij in Ogura in de provincie Bunzenwas. Zijn tegenstander was Sasaki Kojiro, een jonge man die een krachtige zwaardvechttechniek had ontwikkeld die bekend stond onder de naam Tsubame-gaeshi of zwaluw slag, geinspireerd door de beweging van een zwaluwstaart tijdens de vlucht. Kojiro was in dienst van Hosokawa Tadaoki, de plaatselijke landheer. Musashi vroeg via bemiddeling van een van Hosokawa's volgelingen, Nagaoka Sado Okinaga, een vroegere leerling van zijn vader, toestemming om met Kojiro te vechten. Er werd toestemming gegeven om de volgende morgen om acht uur een tweekamp te houden op een eiland dat enige mijlen van Ogura verwijderd lag.
Die nacht verliet Musashi zijn onderkomen en verhuisde naar het huis van Kobayashi Taro Zaemon. Daardoor ontstond het gerucht dat Musashi uit angst voor Kojiro's subtiele techniek gevlucht was. De volgende dag werd Musashi pas om acht uur gewekt toen een boodschapper van de scheidsrechters op het eiland arriveerde. Hij stond op, dronk het waswater dat hem gebracht werd en liep rechtstreeks naar de kust. Terwijl Sato hem naar het eiland roeide vouwde Musashi een papieren strook om de slippen van zijn kimono op zijn rug te binden en sneed een houten zwaard van de reserve roeiriem. Toen hij hiermee klaar was ging hij liggen uitrusten.
De boot naderde de plaats van de strijd, en Kojiro en de wachtende scheidsrechters waren ontsteld toen ze de vreemde verschijning van Musashi zagen; zijn ongekamde haar werd door een handdoek bijeengehouden, hij sprong uit de boot, zwaaide met zijn houten roeispaan en snelde door de golven het strand op, zijn vijand tegemoet. Kojiro trok zijn prachtige langzwaard dat door Nagamitsu uit Bizen gemaakt was, en gooide zijn schede op de grond. 'Die zul jij niet meer nodig hebben,' riep Musashi toen hij naar voor rende terwijl hij zijn stok aan de zijkant hield. Hierdoor werd Kojiro uitgedaagd de eerste slag te maken waarop Musashi omhoog sloeg naar zijn zwaard en daarna de roeispaan op het hoofd van Kojiro deed neerkomen. Toen Kojiro viel sneed zijn zwaard door de handdoek van Musashi's hoofd. Toen Musashi de toestand zag waarin Kojiro verkeerde boog hij voor de verbaasde scheidsrechters voordat hij terugrende naar zijn boot. Dit gedrag bracht zijn reputatie veel schade toe. Later stuurde hij een verontschuldigende brief naar Nagaoka Sado.
Na die tijd stopte Musashi met het gebruiken van echte zwaarden in een duel. Hij was onoverwinnelijk en wijdde zich vanaf die tijd aan het zoeken naar een volledig begrip der dingen door de Weg van Kendo.
In 1614 en in 1615 belegerde Ieyasu het kasteel van Osaka waar de aanhangers van Hideyori Toyotomi bijeen waren. Musashi vocht mee in deze strijd voor zowel de zomer- als de winterveldtochten.
In Edo kreeg hij de kans van zijn leven aangeboden, een duel met Yagyu Munenori, de schermleraar van de Shogun. Volgens kenners zou Musashi dit duel winnen, waarna een gouden toekomst voor hem openlag. Tegen alle verwachtingen in echter weigerde Musashi beleefd. Dit was in feite het einde van zijn loopbaan, en de redenen voor zijn weigering zijn niet te achterhalen. Van toen af trad een verandering op in zijn karakter. Hij begon een bandeloos leven te leiden en deed blijkbaar al het mogelijke om hieraan ruchtbaarheid te geven, zodat hij algauw geschuwd werd door de betere kringen. Hij bracht veel van zijn tijd door in de Yoshiwara buurt, bij een Yuuyo (gezelschapsdame) die Kumoi heette. Deze liefdesrelatie bracht hem ertoe in zijn dagboek te noteren:
In de liefde, schrijf geen gedichten of liefdesbrieven, besteed in de plaats al uw krachten om zoveel mogelijk geld te vergaren.
Omdat een Yuuyo de eigendom was van haar werkgever, moest Musashi betalen voor de tijd die hij met zijn liefde doorbracht, ook al lijkt de interesse wederzijds te zijn geweest.
Er werden opnieuw pogingen ondernomen om een match tegen Munenori te organiseren, maar Musashi bleef ongeinteresseerd. Hij verliet Edo en Kumoi pas toen de Shimawara opstand uitbrak. Zijn geadopteerde zoon Iori, het dakloze kind dat hij op zijn reizen in de provincie Dewa had ontmoet, was in dienst bij het huis Ogasawara. Iori vocht als kapitein in het leger van Tadazane in 1638 tegen de Shimawara-oproer tegen de Christenen, en Musashi voelde zich gedwongen te gaan helpen. Hij was toen ongeveer vijfenvijftig jaar oud. Musashi was een lid van de veldstaf in Shimawara waar de Christenen werden uitgeroeid. De belegering duurde 4 maanden, vooral omdat de uitgezonden soldaten meer sympathie hadden met de rebellen dan met de plaatselijke corrupte landheer Matsukara. Officieel werden de Christenen verantwoordelijk gesteld voor de opstand, en het incident werd gebruikt als aanleiding om Japan af te sluiten van de buitenwereld. De shogun was echter niet blind voor de ware toedracht, Matsukara werd onthoofd en zijn familiebezit onteigend.
Tijdens de oorlog liep Musashi Nagaoka Sado opnieuw tegen het lijf, die hem introduceerde bij de Hosokawa familie. Sado sneuvelde echter, en pas jaren later liet Musashi zich overhalen bij Hosokawa in dienst te treden, op zijn voorwaarden: een klein inkomen, een post van lage rang en geen opmerkingen over zijn uiterlijk. Vooral zijn eis om een klein inkomen was lastig. De Hosokawa hadden hem rijkelijk willen betalen. In de komende jaren schreef hij op aanvraag van zijn meester de 35 artikels over de zwaardkunst, wat beschouwd wordt als de aanloop voor zijn latere boek. Zijn uiterlijk verbeterde lichtjes, maar hij weigerde nog steeds zijn haren te kammen.
Musashi voelde grote vriendschap voor zijn meester, Hosokawa Tadatoshi, en toen deze plots overleed was Musashi diep getroffen. Liefst van al had hij zijn heer gevolgd in het graf, maar deze praktijk was intussen verboden. Bovendien was hij maar een aangenomen samurai, en als hij seppuku pleegde, zouden alle samurai die in Hosokawas dienst geboren waren zich verplicht voelen hetzelfde te doen. Hij trok zich echter meer en meer terug en zijn gezondheid ging achteruit.
In 1643 trok hij zich in afzondering terug in een grot. Hier schreef hij, een paar weken voor zijn dood op de negentiende mei 1645, Go Rin No Sho (Het Boek van de Vijf Ringen), wat aan zijn leerling Teruo Nobuyuki was opgedragen. Het is Musashi's laatste wens, de sleutel tot het pad dat hij bewandelde. Tijdens zijn laatste dagen deed hij een opmerkelijke bekentenis. Hij wees op de eczema littekens op zijn hoofd, en zei bitter: Ik kan mijn voorhoofd niet scheren met deze littekens. Ik kan mijn haar niet dragen als een echte samurai! Deze opvatting over zijn uiterlijk was misschien de reden voor zijn vreemde gewoonten, en mogelijk zelf de reden waarom hij op het hoogtepunt van zijn roem het succes de rug toekeerde.
Musashi schreef 'Wanneer u de Weg van de Strategie heeft bereikt, zult u alles kunnen begrijpen' en 'U zult de Weg in alles zien,' Hij werd inderdaad een meester in de verschillende vormen van de kunst en de ambachten. Hij maakte meesterlijke inktschilderingen van aalscholvers, reigers, de Shinto God Hotei, andere vogels en bloemen, vogels in een dode boom, Daruma (Bodhidharma) en andere afbeeldingen. Uit zijn schilderijen kan afgeleid worden dat hij het penseel met beide handen kon hanteren. Hij was een kundig kalligraaf en er bestaan van hem een paar houten skulpturen van de Boeddhistische goden Fudo Myoo en Kwannon. Hij werkte ook met metaal en hij richtte de school van tsuba-makers op, die signeerden met Niten'. Van Musashi wordt verteld dat hij gedichten en liederen heeft geschreven, maar deze hebben de tijd niet overleefd. Er wordt ook verteld dat hij van Shogun Iemitsu de opdracht kreeg om de opkomende zon boven zijn kasteel in Edo te schilderen. Op zijn schilderijen is soms zijn zegel gedrukt, 'Musashi'of zijn schildersnaam 'Niten'. Niten betekent 'Twee Hemelen' zoals door diegenen werd gezegd die zinspeelden op zijn vechthouding met in elke hand een zwaard dat hij boven zijn hoofd hield. In sommige plaatsen vestigde hij scholen die bekend stonden onder de naam 'Niten Ryu' en die in andere plaatsen 'Enmei Ryu' (Heldere Cirkel) heetten.
Hij schreef 'Bestudeer de Wegen van alle beroepen', Het is duidelijk dat hij dat zelf ook deed. Hij bezocht niet enkel zwaardvechters, maar ook priesters, strategen, kunstenaars en ambachtslieden; steeds vanuit het verlangen om zijn kennis te verbreden.
Het levensverhaal van Musashi is voornamelijk gebaseerd op een boek dat door Musashis leerlingen vele jaren na zijn dood werd geschreven, en sommige van de daarin vermelde feiten zijn moeilijk na te gaan, temeer omdat Musashi er in zijn eigen geschriften weinig of geen melding van maakt. Het hele incident met de Yoshioka familie bijvoorbeeld, wordt heel anders beschreven in de annalen van deze familie. De stichter van de stijl, Yoshioka Kempo, was een stofverver van beroep. Kempo vond een manier om de steeds herhaalde bewegingen van het stofverven toe te passen op het zwaardvechten. Door de aard van deze vinding lijkt deze maar moeilijk bruikbaar voor iemand die zelf geen stofverver was. In ieder geval, de geschriften van de familie vermelden een duel van Musashi met Seijuro, en dat Seijuro won, waarna Musashi vertrok. Het is weinig waarschijnlijk dat de familie de dood van enkele zonen niet heeft opgemerkt. Musashi zelf maakte nooit enige verwijzing naar de Yoshiokas, al vermelt hij dat hij Kyoto bezocht om er te vechten tegen de plaatselijke meesters.
Een ander belangrijk punt, waarover de biografie van de leerlingen zeer vaag blijft, zijn de oorlogen waarin Musashi heeft meegevochten. De enige redelijke verklaring hiervoor is dat Musashi vocht aan de kant van de verliezers. Gedurende het leven van Musashi werden verschillende veldslagen om de macht uitgevochten tussen de aanhangers van Toyotomi en van Tokugawa. De definitieve uitkomst was in die periode nog verre van zeker, en de Tokugawa overwinnaars waren uiterst wantrouwig tegenover vroegere aanhangers van Toyotomi. De mogelijkheid dat Musashi in zijn hart een tegenstander van de Tokugawa shogun was, en mogelijk heel zijn leven gevaar liep omwille van zijn overtuiging en de keuzes die hij tijdens de oorlog had gemaakt, kan mede zijn afkeer van de high society en het ontwijken van een ambt als leraar van de shogun verklaren.