Bujutsu en Budo
Wijlen Donn F. Draeger was een onderzoeker van oosterse geschiedenis en filosofie, in het bijzonder van de krijgskunsten. Gedurende lange tijd waren zijn boeken de enige ernstige bron van informatie over oosterse krijgskunsten. Vele andere vroege schrijvers waren ofwel opzettelijk misleidende Amerikaanse ninjameesters, of goedmenende auteurs (bv. Westerbroek & Ratti) die beperkt waren door gebrek aan betrouwbare vertalingen van klassieke teksten, en een overvloed aan bizarre krijgskunst mythes. Donn Draeger verbleef lange tijd in Japan, en was judoleraar aan de Kodokan. Hij was de eerste buitenlander die officiele toestemming had om les te geven in de Kodokan kata, en de eerste buitenlander verkozen om de nage no kata (als tori) te demonstreren op de All-Japan National Judo Championship (1961) en opnieuw op de 1964 Olympiade,en diende als eerste buitenlandse uke voor goshin jutsu en kime no kata op de Kagami Biraki ceremonie in 1963 en 1965. Bovendien studeerde hij Tenshin Shoden Katori Shinto ryu onder grootmeester Otake.
Donn F. Draeger schreef samen met Robert W. Smith de eerste encyclopedie der oosterse krijgskunsten, Comprehensive Asian Fighting Arts. Hij schreef ook 3 boeken over Japanse krijgskunsten, Classical Bujutsu, Classical Budo, en Modern Bujutsu and Budo, en publiceerde tevens talloze artikels. Hij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Hoplologie (bestuderen van krijgskunsten als deel van de menselijke cultuur).
In zijn boeken schreef Donn F. Draeger dat er twee soorten Japanse krijgskunsten zijn, de klassieke bujutsu en de moderne budo. De doelen van budo zijn volgens Draeger:
-
moraal
-
discipline
-
esthetische vorm
en voor bujutsu:
-
effektiviteit
-
discipline
-
moraal
Volgens Draeger waren dus de gendai budo (moderne krijgskunsten zoals aikido) ontwikkeld voor spirituele en sociale ontwikkeling, en de klassieke bujutsu gingen over vechten. Deze onderverdeling is nogal verwarrend, en wordt vaak veel belangrijker voorgesteld dan Draeger zelf bedoelde. Mensen vergeten dat vele stijlen met namen die eindigen op jutsu niet altijd klassiek of ouder zijn, taihojutsu (arrestatie) bijvoorbeeld is erg modern. Een ander probleem met de verdeling is dat vandaag alle klassieke krijgskunsten beoefend worden als een do, de kansen om een speer of naginata te gebruiken voor zelfverdediging zijn eerder klein. Dit is in Japan het geval sinds 1870, toen het dragen van wapens verboden werd voor alle burgers.
De kwestie wordt nog bemoeilijkt door het feit dat bv. Kendo en Judo thans voor het grote publiek de specifieke betekenis aangenomen hebben van de schoolsporten ontwikkeld door de kendo renmei enerzijds en prof. Kano anderszijds. In het hedendaagse Japan spreekt men hierdoor vaak over kenjutsu of jujutsu als men de ietwat oudere koryu stijlen bedoeld. Dit is echter een modern, geen absoluut en historisch gebruik van de termen. Bijvoorbeeld, enkele van de meest ruige, brutale koryu, met een woeste visie op vechten, hebben zichzelf altijd een budo genoemd.
Meiji periode opvoeders zoals judo pionier Kano Jigoro maakten het onderscheid tussen "-jutsu" en "-do" op de manier die Draeger voorstelde, maar hun voorgangers deden dat helemaal niet. Het is dus historisch niet correct de polarisatie tussen jutsu en do in de Tokugawa periode te plaatsen. In deze periode vertoonde de namen die aan de verschillende systemen werden gegeven geen enkel systeem. Zwaardkunst heette "kenjutsu," "kendo," "kempo," "hyoho," "toho," "gekiken," "gekishi no jutsu," en nog een heleboel andere dingen. Sommige koryu experts, zoals Yagyu Sensei, gebruiken deze termen nog vrijeleijk door elkaar. Dit is in grote mate uit protest tegen juist de idee van Draeger dat er een zinvol onderscheid kan gemaakt worden tussen krijgskunst voor zelfontplooiing en voor zelfverdediging. Volgens de experts is het ene namelijk niet mogelijk zonder het andere.