Geschiedenis en Mythe
Eli Steenput
Waarde dorpsgenoten, beste vrienden,
Alvorens we overgaan tot de praktische demonstraties, wil ik eerst onze studie van de middeleeuwse krijgskunsten in context plaatsen.
Geschiedenis en mythe zijn vaak moeilijk van mekaar te onderscheiden. De mens, zowel individueel als in groep, heeft behoefte aan identiteit. Een culturele identiteit wordt in grote mate gedefinieerd door de keuze van haar mythes. De gebeurtenissen die we vandaag herdenken zijn hiervan een goed voorbeeld.
De mythe waarover ik het vandaag wil hebben, is die van de tegenstelling tussen de zogenaamde "donkere, duistere middeleeuwen" en de "verlichte nieuwe tijd" die rond 1500 zou begonnen zijn. Het idee van een "breuk" in de geschiedenis werd door voortdurende herhaling tot een bijna-vanzelfsprekendheid verheven. De middeleeuwse cultuur werd bezien vanuit een tegenstelling tussen Duisternis en Verlichting, tussen Kerk en Reformatie, tussen primitieve Vlamingen en Italiaanse Renaissance; en de nauwe banden tussen oud en nieuw werden hierbij volledig over het hoofd gezien. Maar we kunnen onze wortels niet zonder schade ontkennen. Een beschaving zonder wortels heeft geen toekomst.
De mens van de zogenaamde "nieuwe tijd" droomde van een imperialisme naar Romeins model, en de mythe van de antithese tussen Middeleeuwen en Verlichting werd gebruikt als legitimatie van dit zelfbeeld. Maar voor ons, Vlamingen van vandaag, biedt deze mythe weinig houvast om ons in de hedendaagse geschiedenis te orienteren. Als we kijken naar de gevolgen van de globalisering voor onze culturele eigenheid, kunnen we ons moeilijk verheugen over de opkomst van een nieuw Romeins rijk.
Daarentegen zijn vele van de problemen die onze Middeleeuwse voorouders bezighielden nog steeds actueel, zoals ook deze die we vandaag herdenken.
Wellicht daardoor zien we de laatste tijd een geleidelijke herwaardering van de middeleeuwse verwezenlijkingen op het vlak van wetenschap, kunst, cultuur, samenleving, en nu ook op het gebied van de krijgskunsten.
Onze Westerse beschaving heeft een traditie van meer dan 25 eeuwen in de krijgskunsten, een traditie van empirisch-wetenschappelijke aanpak. Deze traditie geldt thans als voorbeeld voor alle moderne krijgsmachten ter wereld. Geen enkele andere beschaving heeft zulke ver-reikende invloed gehad op de evolutie van de vechtkunst.
Het is dan ook een ironisch neven-effect van de culturele zelf-verloochening van de jaren 60 en 70, dat vandaag de dag "krijgskunst" bijna synoniem is geworden voor "Azie". Jonge Westerlingen, ontgoocheld door de wortel-loosheid van hun culturele identiteit, maar nog gevangen in de geschiedenis-ontkennende mythe van de "nieuwe tijd", hebben zich op het Oosten gericht om hun spirituele leegtes te vullen. Onze eigen tradities zijn echter minstens even rijk, als we er niet de ogen voor sluiten.
Een van de kenmerken van de Westerse krijgskunst is de verschijning, vanaf de dertiende eeuw, van gedetailleerde, vaak geillustreerde, technische studies. Dit kaderde volledig in de middeleeuwse tijdsgeest, waar de toepassing van systematische logica op theologische en juridische vraagstukken een grote evolutie kende. Voor alle gebieden van kennis, van kookkunst tot muzikale notatie, zien we een gelijkaardige bloei.
In tegenstelling tot vele Aziatische systemen, volgen onze krijgskunsten een traditie van schriftelijke overdracht van kennis. Het is mede hierdoor dat het vandaag mogelijk is om onze historische martiale technieken te reconstrueren.
Grote geesten onder onze voorouders bogen zich niet enkel over het probleem, maar ze noteerden ook hun bevindingen in hun eigen woorden met de bedoeling ze voor anderen vast te leggen. Onder hen vinden we wiskundigen, theologen, ingenieurs, artsen, architecten en kunstenaars, waaronder Leonardo Da Vinci, Albrecht Durer en Michelangelo maar een paar van de meest bekende zijn.
Wetenschappelijke principes van geometrie, wiskunde, anatomie en psychologie vonden hun toepassing in de systematische studie van de krijgskunst. De onmiskenbaar Westerse empirische dialectiek vinden we al terug in de vroegste bronnen.
De oudste overlevende praktische handleiding over de schermkunst is een 13de eeuws handschrift over vechten met zwaard en klein schild. Het is geschreven in het Latijn, en is in bezit van de bibliotheek van de Tower of London.
De schrijver, Lutger, een Duitse priester, voert een systematische vergelijking uit tussen de lekenstijl en de klerikale stijl van schermen met zwaard en schild, en presenteert tenslotte zijn eigen synthese van de twee.
Vechten met zwaard en schild is 1 van de oudste, langst levende tradities in de Westerse vechtkunst, van voor de Romeinen tot en met de periode van de rapier. Het meest populaire was het handige kleine schild, dat in de vuist werd gehouden. Het werd gebruikt om de zwaardhand te beschermen, en om mee te slaan.
Lutger toont ons een spitsvondig en gestructureerd systeem, dat reeds vier belangrijke kenmerken vertoont van de latere schermstijlen: Ten eerste zijn alle technieken systematisch herleid tot transities tussen een beperkt aantal posities. Een tweede principe is de eenheid tussen verdediging (custodia) en aanval (obsessio). Ten derde benadrukt Lutger het belang van initiatief nemen en de middenlijn te beheersen. En een vierde principe is sterk tegen zwak en zwak tegen sterk te gebruiken.
De meeste middeleeuwse vechtboeken beschrijven een volledig systeem, dat alle gebruikelijke wapens omvat; zwaard, langzwaard, klein en groot schild, speer, knots, dolk, strijdbijl, staf, vlegel, sikkel, evenals ongewapende technieken zoals worstelen. Er werd onderscheid gemaakt tussen vechten met en zonder harnas, te voet of te paard. De technieken voor de verschillende wapens zijn echter geen verzameling van onsamenhangende trukjes, maar zijn toepassingen van gemeenschappelijke grondbeginselen.
Het werk van de 14de eeuwse Swabische meester Johannes Liechtenauer en zijn vele leerlingen had een zeer grote invloed op de zwaardkunst. Bij Liechtenauer ligt de grootste nadruk van de studie op het langzwaard. De reden hiervoor was dat door de grote veelzijdigheid van het langzwaard, de principes van alle andere wapens erop kunnen toegepast worden. Door de lengte fungeert het als zwaard en schild tegelijk, en door verandering van de positie van de handen kan het langzwaard gebruikt worden zoals een speer of een strijdbijl.
Liechtenauer bouwt verder op de principes van Lutger. Hij brengt het aantal posities terug op vier, beschrijft het belang van timing en feeling, en verdeelt als eerste het lichaam in vier openingen, een verdeling die nog altijd in het schermen gebruikt worden.
Hoewel het langzwaard beschouwd werd als het eerste wapen om aan te leren, werd eveneens grote aandacht besteed aan ongewapende verdediging en worstelen. Worpen, beenvegen, gewrichtsklemmen en slagen naar vitale punten vinden we allemaal terug in de middeleeuwse stijlen.
De Middeleeuwse tradities van Europa zijn buitengewoon rijk en veelzijdig. In vele opzichten maken deze tradities nog altijd deel uit van onze culturele eigenheid. Voor sommige aspecten die op de achtergrond geraakt waren, wordt de hedendaagse relevantie nu herontdekt. Dit is enkel mogelijk dankzij de typisch Westerse trek om kennis in geschreven vorm te bewaren. Het is beslist niet de eerste keer in onze geschiedenis dat kennis die verloren leek, dankzij het geschreven woord opnieuw tot leven gewekt wordt. Dit is de fascinerende studie waar we in het kader van de Vermeylenkring aan werken.
Dank u voor uw aandacht. Ik wens u veel plezier met het bijwonen van onze workshop.