Handboek van de Budo-leraar
(een satire)
HOOFDSTUK 5: Het vangen van zwarte gordels.
Doelstelling:
Het doel van de Budoleraar (zie hoofdstuk 1) is om snel zoveel mogelijk geld te verzamelen. Zoals beschreven in hoofdstuk 3, is de zwarte gordel een veel interessantere bron van inkomsten dan een gewone leerling. Het opleiden van een zwarte gordel is echter moeizaam, want velen haken af voor of net nadat ze dit niveau bereikt hebben. Daarom is het zeer rendabel zwarte gordels te bemachtigen die toebehoren aan een andere Budoleraar. Men mag dan ook geen enkele kans laten voorbijgaan om een zwarte gordel te vangen.
Methode:
De te vangen zwarte gordel (hierna `prooi` genoemd) wordt best vergeleken met een ezel. Men stuurt een ezel met twee hulpmiddelen: de stok in de ene hand en de wortel in de andere hand. De stok-methode zal ertoe leiden dat de prooi afstand neemt van zijn vorige leraar. De wortel zal de prooi naar zijn nieuwe meester leiden.
Selektie van de prooi:
Kies een zo vers mogelijke zwarte gordel. Hoe langer de prooi reeds zwart is, hoe moeilijker het vangen. Alvorens de stok kan toegepast worden, moet de prooi op de ene of andere manier in uw dojo (de val) gelokt worden. Dit is niet altijd makkelijk, en moet van geval tot geval bestudeerd worden. We gaan er daarom niet verder op in. De gewone uitnodiging `om eens mee te doen` werpt nog steeds goede vruchten af.
De stok:
Zodra de prooi zich in uw val bevindt, past u de volgende methode toe;
- Deel de prooi mee dat, aangezien zij zwarte gordel is, ze enkel hoeft te werken met de ander zwarte gordels. Het is algemeen bekend dat haast iedere verse zwarte gordel overtuigd is dat hij/zij nog niet helemaal klaar was, en de graad nog niet echt verdiend. Hierdoor plaatst u de prooi reeds onder enige prestatiedruk.
- Zorg er op subtiele wijze voor dat de prooi op geen enkel moment kan werken met iemand die niet minstens twee dangraden hoger is. Dit moet voor de prooi verborgen gehouden worden, wat niet moeilijk is, want alle zwarte gordels lijken immers op elkaar. De personen waarmee de prooi werkt worden in het vervolg `drijfhonden` genoemd.
- Wissel de drijfhonden regelmatig af, zodat ze kunnen uitrusten. De prooi moet echter op de rand van de uitputting gebracht worden. Door steeds met een frisse drijfhond geconfronteerd te worden, en dankzij de reeds gevormde prestatiedruk, zal de prooi zichzelf volledig afmatten. In deze toestand reageert de prooi goed op uw suggesties.
- De drijfhonden moeten de prooi voortdurend intimideren en vernederen. Alles wat de prooi doet is verkeerd. Door een aantal onzinnige details te `verbeteren`, die voortdurende aandacht vereisen, kan de concentratie van de prooi reeds in het begin vernietigd worden. Het gebruik van Japanse termen die de prooi niet kent verdient overweging. Hierna zal het eenvoudig zijn voor de drijfhonden om de prooi volledig te domineren.
- De frustraties van de prooi moeten dan op de oude leraar gericht worden. In haar afgematte toestand zal de prooi niet doorzien dat ze jaren ervaring achter staat op de drijfhonden. Om dit verder te verdoezelen, kan bijvoorbeeld verwezen worden naar de ene of de andere Japanse meester, waar de oude leraar geen banden mee heeft.
- Zodra de prooi overtuigd is dat ze bij haar oude leraar niets heeft geleerd, is het moment aangebroken om de wortel boven te halen.
De wortel:
Het eerste deel van de wortel bestaat uit een `bijscholing`, waarin de normale principes op zodanige wijze worden gepresenteerd dat het lijkt alsof het over iets nieuws gaat. De drijfhonden zullen gelijdelijk minder tegenwringen als ze met de prooi werken, en kontakt met lagere gordels kan bij beetjes verhoogd worden, zodat de prooi de indruk krijgt iets bij te leren. Om de breuk met de oude leraar totaal te maken, kan het dan-examen worden overgedaan.
Het tweede deel bestaat erin de prooi te overtuigen om lesgever te worden in een eigen club. De details hiervan zijn reeds besproken in hoofdstuk 3: het uitmelken van mijn zwarte gordels.