Geschiedenis van Japan
De Prehistorie
Uit archeologische vondsten en antropologische studies van oude mythen kennen we stukjes en beetjes over de eerste bewoners van de Japanse eilanden. Sporen van de Jomon cultuur dateren van 8000 VC. Een cultuur van jagers en verzamelaars, die stenen en benen werktuigen gebruikte, en primitieve potten maakte. In de 3de eeuw VC werd de Jomon cultuur verstoord door inwijking van een nieuw volk, de Yayoi, waarschijnlijk afkomstig van het Aziatisch continent. Dit volk bracht rijstteelt, weefkunst en ijzeren werktuigen mee. Ze draaiden potten op wielen en temden koeien en paarden. De twee culturen mengden zich.
Vroege historische periode
De oudste geschreven Japanse geschiedenis, de Kojiki (verslag van oude kwesties, 712) en de Nihon Shoki (kroniek van Japan, 720) bevatten legenden over de oorsprong van het Japanse volk en over de stichting van Japan in 660 VC door de mythologische keizer Jimmu. Een andere legende vermeld hoe keizerin Jingo (169-269) Korea zou veroverd hebben. De verslagen worden nauwkeuriger vanaf de 5de eeuw.
Yamato periode
Rond de 3de of 4de eeuw verscheen een nieuwe cultuur. De leiders lieten enorme graven na met potten, beelden, juwelen, wapens en harnassen, die aantonen dat het ging om krijgers te paard met lange ijzeren zwaarden en bogen. Uit deze cultuur kwamen de heersers van de Yamato vlakte in het zuiden van het grootste Japanse eiland, Honshu. Ze beweerden af te stammen van de zonnegodin en brachten politieke eenheid in de 4de eeuw door de godin van de zon aan het hoofd van de shinto goden te plaatsen. Oorspronkelijk regeerde de erfelijke Yamato keizer door overeenkomsten met andere stamhoofden, maar deze werden geleidelijk ondergeschikt gemaakt door een rangensysteem aan het hof. Deze ontwikkeling was beinvloedt door Chinese ideeen, geleerd tijdens Japanse invasies in Korea. Japan nam ook het Chinese schrift over, en Boeddhisme werd ingevoerd in 538.
In de 6de eeuw begon het gezag van Yamato af te brokkelen.
De familie Soga streefde naar de macht, en begon zich te mengen in de troonopvolging. Prins Yamashiro no Oe werd in 645 door hen vermoord. Deze staatsgreep werd onderdrukt door prins Naka no Oe met de hulp van een andere aristocraat, Nakatomi no Kamatari. De beiden vermoordden Soga no Iruka, hoofd van de Soga familie, tijdens een banket. Alle leden van de Soga familie werden gedeporteerd. Tegen het einde van de eeuw herstelde de prins de macht van het hof, en voerde in 604 een grondwet in van 14 artikels, gebaseerd op het Chinese model van centraal keizerlijk gezag. De Taika hervorming van 646 maakte alle land eigendom van de keizer, en een uitgebreid systeem van belastingen werd opgelegd. De Taiho wetten in 702 hervormden de burgerlijke en strafwetten. Prins Nakano Oe werd keizer Tenji in 668. Natatomi no Kamatari veranderde zijn naam in Fujiwara no Kamatari. De Fujiwara familie werd erg machtig.
Keizer Tenji had twee mogelijke opvolgers: zijn oudste zoon Otomo en zijn oudere broer Oama. Toen Tenji Otomo aangeduid had als opvolger, trok Oama zich terug uit de regering en werd Boeddhistisch priester. Maar na de dood van Tenji in 671 begon een strijd voor de troon (strijd van Jinshin), die gewonnen werd door Oama. Otomo pleegde zelfmoord en Oama werd keizer Tenmu.
Nara periode
De eerste permanente hoofdstad werd gebouwd in Nara in 710. In de volgende eeuwen werden de stamhoofden vervangen door de aristocratie. Het hof bevorderde de verspreiding van het Boeddhisme, dat de macht van de staat ondersteunde. Nara werd het centrum van vele tempels. In 752 werd het grote Boeddhabeeld (Daibutsu) van Nara onthuld. De inmenging van de priesters in de regering had echter voor gevolg dat in 794 keizer Kammu de hoofdstad verlegde naar Heihan (modern Kyoto).
Heihan en de Fujiwara
In Heihan was de keizer vrij van priesterlijke inmenging, doch de vereenvoudiging van de regering die nodig was door de verhuis gaf de Fujiwara familie de kans grote invloed te verkrijgen. De Fujiwara zonden hun dochters naar het hof, en vele keizers huwden Fujiwara vrouwen, of waren hun zonen. De Fujiwara waren goede administrateurs, en gebruikten hun familiebanden om de regering te domineren. In 858 plaatste Fujiwara Yoshifusa zijn jonge kleinzoon op de troon (keizer Seiwa) en benoemde zichzelf tot regent. Tot het einde van de 11de eeuw werden de keizers gedomineerd door Fujiwara regenten.
Literatuur bloeide op, met waka gedichten en novelles zoals de Genji Monogatari. Twee nieuwe Boeddhistische sekten werden ingevoerd in de Heihan periode. Tendai en Shingon lagen dichter bij de Japanse geest dan de eerder sekten. De invloed van de stammen of clans keerde terug, terwijl het keizerlijke landsysteem van de Taika hervorming afbrokkelde. Edelen en tempels kregen bezit over grote belastingvrije stukken land. Milities werden opgericht om dit land te verdedigen, en de klasse van landelijke krijgers, de samurai, verscheen.
Twee belangrijke families, de Taira en de Minamoto, bemoeiden zich met de politiek, en in 1156 werd militair geweld gebruikt om een dispuut te regelen. Na een oorlog in 1159-60 beheersten de Taira het hof door militaire macht en huwelijksbanden met de keizerlijke familie. Zoals de Fujiwara in vroeger tijden plaatste Taira Kyomori in 1180 zijn kleinzoon Antoku op de troon.
Het Shogunaat
In 1180 rebelleerden de Minamoto tegen de Taira en in de Gempei oorlog (1180-85) overwonnen ze en stichtten het Kamakura shogunaat, de eerste van een reeks militaire dictaturen die Japan zouden overheersen tot 1868.
Kamakura periode
Na de oorlog was Minamoto no Yoritomo, de leider van de Genji clan, een bedreiging voor de macht van de keizer. Daarom benoemde de keizer hem tot Seii-tai-shogun, een bijzondere positie met de bevoegdheid de legers van de keizer te bevelen in de strijd tegen barbaren. Theoretisch moest de shogun gehoorzamen aan de keizer, maar hij kon het leger bevelen zonder keizerlijke inmenging.
De onafhankelijke militaire regering in Kamakura werd Bakufu genoemd (tent regering). Shogun Minamoto Yoritomo plaatste militaire gouverneurs op alle sleutelposities van het land. Yoritomo slaagde er echter niet in voor opvolging te zorgen. Zijn zoons werden gedomineerd, en later uitgeschakeld door de Hojo clan, die van 1203 in de positie van shikken stond (regent voor de shogun). Minamoto no Sanetomo werd vermoord in 1219. De Hojo hielden het shogunaat in stand, en verijdelden de poging van keizer Go Toba in 1221 om hen omver te werpen. Hojo Masako, de weduwe van Yoritomo en moeder van Sanetomo, riep alle bushi van het land op om het shogunaat te beschermen. Het leger van de keizer werd verslagen door Hojo Yasutoki.
In deze periode werd veel belang gehecht aan eenvoud en zuinigheid. Luxe werd beschouwd als schadelijk voor de geest van de krijger. Nieuwe sekten verschenen, zoals Jodoshinshu, Zen en Nichirenite.
In 1274 en 1281 werden twee Mongoolse invasies afgeslagen, met de hulp van stormweer dat beschreven werd als kamikaze (goddelijke wind). In het begin van de 14de eeuw begon de stabiliteit van het Kamakura bakufu te minderen. Vele krijgers hadden dapper gevochten tegen de invasie maar waren daarvoor niet beloond. Er was geen nieuw land veroverd en de shogun had geld tekort.
Het shogunaat werd vernietigd in 1334 toen keizer Go Daigo de macht van de keizer herstelde met de hulp van de ontevreden krijgers. Vele machtige militaire families zoals de Ashikage, Nitta en Kusunoki steunden de keizer. De keizer beloonde echter eerst de hoge edelen, die echter niet echt mee gevochten hadden. In 1336 werd hij uit Kyoto verdreven door Ashikage Takauji en vervangen door een andere muppet. Go Daigo begon zijn eigen hof in Yoshino, en voor 56 jaar waren er 2 keizers. Deze periode heet Nanbokucho, noord en zuid dynastie.
Ashikage periode
In 1338 werd Ashikage Takauji shogun. De derde Ashikage shogun, Yoshimitsu (1368-94) eindigde de scheuring binnen de keizerlijke familie in 1392.
De plaatselijke militaire leiders (shugo) raakten in deze periode alsmaar meer betrokken in de politiek van het shogunaat, zodanig dat tegen het einde van de 15de eeuw vele shugo de feitelijke controle over hun provincie hadden verwaarloosd. Hun zwakheid bleek in de Onin oorlog van 1467-77. De oorlog werd begonnen door de shugo Hosokawa Katsumoto en Yamana Souzen, maar duurde tot na hun beider dood. Kyoto werd grotendeels platgebrand tijdens de gevechten.
De oorzaak van de strijd is nogal ingewikkeld. De familie Hatayama was aangesteld als kanrei, opzichter van de shogun over de shugo. Hatayama Mochikuni werd na zijn dood in 1450 opgevolgd door Hatayama Yoshiyoshi. Deze werd echter gehaat door enkele shugo, die Hatayama Yasaburo opstookten om de plaats in te nemen. Yasaburo viel Yoshiyoshi aan in 1455, gesteund door Hosokawa Katsumoto, een van de machtigste shugo van het moment. Yasaburo stierf in de strijd, maar zijn zoon Masanaga versloeg tenslotte Yoshiyoshi en werd in 1464 benoemd tot Kanrei. Toen volgde een geschil voor de opvolging van de shogun. Ashikage Yoshimasa had geen zoon in 1464, dus benoemde hij zijn jongere broer Yoshimi als opvolger. Het jaar daarop echter kreeg zijn vrouw Hino Tomiko een zoon, Yoshihisa. Tomiko wou haar zoon op de troon in plaats van Yoshimi, en vroeg Yamana Sozen om hulp. Yoshimi was echter gesteund door Hosokawa Katsumoto. Intussen was er een conflict aan de gang tussen de families Yamana en Akamatsu over het bezit van Hizen en Harima, en tussen Hosokawa en Kono over Iyo. Toen het geschil begon tussen Yamana Sozen en Hosokawa Katsumoto, kozen de Akamatsu de kant van de Hosokawa, en de Kono sloten zich aan bij de Yamana. (Het is nog niet gedaan.)
Hatayama Yoshiyoshi, van zijn positie verstoten, vroeg in 1466 hulp aan Yamana Sozen. Sozen en Hino Tomiko zetten shogun Yoshimasa onder druk, tot Hatayama Masanaga afgezet werd in 1467. Masanaga en zijn supporter Hosokawa Katsumoto waren natuurlijk kwaad, en vormden hun legers. De shogun verbood Hosokawa om Masanaga te helpen, maar Masanaga viel Yoshiyoshi toch aan. Masanaga werd verslagen en vluchtte naar Kyoto.
Het belangrijkste punt was echter dat de shogun Masanaga had laten aanvallen. Tot dan toe had het shogunaat alle onderlinge strijd verboden. De waardigheid van de shogun steunde op het vermogen de onderlinge geschillen te regelen. Toen bleek dat de shogun hiertoe niet meer in staat was, brak overal onderlinge strijd uit.
Hosokawa bestormde de residentie van de shogun, en dwong hem onder bedreiging te verklaren dat de Yamana de opstandelingen waren. Dit ontmoedigde het Yamana leger, tot hun bondgenoot Ouchi Masahiro de Hosokawa terugsloeg en Yoshinao uitriep tot nieuwe shogun. De oorlog duurde echter voort.
Terwijl de shugo elkaar afslachtten rond Kyoto over de opvolging van de shogun, kwamen de provincies in handen van de plaatselijke sterke mannen, de daimyo. De laatste Ashikage shogun, Yoshimasa, draaide eenvoudig het geweld de rug toe en trok zich terug in zijn buitenverblijf, waar hij de sponsor werd van een uitzonderlijke opleving van de kunsten, waaronder Ikebana, Bonsai, theeceremonie, architectuur, poezie en schilderkunst.
De Onin oorlog was het begin van de periode van de strijdende staten (sengoku jidai). De Daimyo waren onafhankelijk van shogun of keizer, en hun gebied was zo groot als ze tegen rivalen konden verdedigen. Ze verzamelden hun vazallen in versterkte steden en lieten de dorpelingen voor zichzelf zorgen en belastingen betalen. Als iemand machtig genoeg was om Kyoto in te nemen werd dat de nieuwe shogun. Niet alleen de daimyo waren ambitieus, en meer dan een daimyo werd vermoord en vervangen door zijn ondergeschikten. Het woord gekokujo betekent iemand van lagere klasse die een hogere vermoord.
In de steden groeide intussen een nieuwe vorm van samenleving. Vanaf 1543 begonnen ook europeanen Japan te bezoeken.
De Sengoku Jidai was een interessante en romantische periode van Daimyo, Samurai en Ninja, en bracht vele beroemde helden voort. Een daarvan was Takeda Shingen. Shingen (1521-1573) was daimyo van Kai, en een machtig veldheer. Voor hij stierf door ziekte in 1573 werd algemeen aangenomen dat hij de volgende shogun zou worden. Shingen was een kundig krijgsman. De Takeda ruiters werden door iedereen gevreesd, en werden enkel verslagen door het met musketten gewapende leger van Nobunaga. Zijn favoriete boek was het Chinese Sun Tzu (Son Shi in het Japans) over de kunst van het oorlogvoeren. Zijn vlag bestond uit 4 chinese karakters, Fu (wind), Rin (woud), Ka (vuur) en Zan (berg), en was gebaseerd op een passage in het boek, dat zegt: een goed generaal is snel als de wind, stil als het woud, hevig als vuur en stabiel als een berg. Hij was ook zeer goed in misleiding en verdeling van zijn vijanden. Na zijn dood hield zijn zoon Takeda Katsuyori het overlijden gedurende drie jaar geheim (zie de film Kagemusha van Kurosawa Akira).
Periode van eenmaking
Tussen 1560 en 1600 werd Japan verenigd door een opeenvolging van drie grote daimyo: Oda Nobunaga, Toyotomi Hideyoshi en Tokugawa Ieyasu.
Oda Nobunaga (1534-1582) was ongetwijfeld de meest woeste daimyo van de periode. Nobunaga begon zijn veroveringen in 1560 als daimyo van Owari, en had in 1568 de controle over centraal Japan. Hij werd in 1582 verraden door zijn luitenant Akechi Mitsuhide en vermoord in de Honnoji tempel. Hij wordt beschreven als een duivelse figuur zonder genade. Hij onderdrukte met geweld de Jodoshinshu sekte, en verwoestte de Enryakuji tempel, een belangrijk Boeddhistisch centrum. Anderzijds was hij zeer vooruitstrevend. Hij doorzag snel de mogelijkheden van tanegashima (vuurwapens) en gebruikte ze met succes in veldslagen. Hij moedigde internationale handel aan, en was zelf een gedoopt Katholiek. Hij droeg een europees plaatstalen harnas liever dan het Japanse yoroi harnas. Hij was niet geinteresseerd in de positie van shogun. Hij wou de keizer vermoorden, de 1000 jaar oude dynastie vernietigen, en zelf keizer worden. Zijn strategie was simpel; alle tegenstanders uitroeien. Hij aanvaardde nooit overgave.
Na de dood van Oda maakte Hideyoshi de eenmaking volledig in 1590, hoewel hij door zijn lage afkomst zelf geen shogun kon worden. Hij was een boerenzoon en volgeling van Nobunaga. Toen Nobunaga door Mitshuhide vermoord werd, doodde Hideyoshi Mitshuhide, en werd zo een kandidaat voor de opvolging. Daarna vermoordde hij eenvoudig de andere kandidaten. Hoewel hij geen shogun kon worden omdat hij niet afstamde van de Genji familie, werd hij wel regent voor de keizer. Hij liet het reusachtige kasteel van Osaka bouwen als symbool van zijn macht. Toen hij in Japan geen vijanden meer vond, wou hij China veroveren. Maar dit mislukte.
Hideyoshi was slim en arrogant, maar niet zo wreed als Nobunaga. Er wordt gezegd dat zijn gezicht aan een aap deed denken, maar het was niet slim dat tegen hemzelf te zeggen.
Het gebruik van vuurwapens, het bouwen van versterkte kastelen en het ontwapenen van de boeren waren de belangrijkste werktuigen in de pacificatie. Bij de dood van Hideyoshi in 1598 was de centrale macht veilig, en de klasse van de krijgers was gescheiden van de rest van de samenleving.
De derde grote eenmaker Tokugawa Ieyasu was een militaire leider die instond voor de opvolging van Hideyori, de jonge zoon van Hideyoshi. Hij is de beroemdste shogun in de geschiedenis (Yoshi Toronaga in het boek Shogun van Clavell). Hij begon als daimyo van Mikawa. Dit was een zwak gebiedje dat niet op kon tegen Nobunaga, dus sloot hij zich aan bij Oda. Na de moord besloot hij niet te twisten met Hideyoshi over de opvolging, en bleef op de tweede plaats in Japan. Pas toen Hideyoshi stierf van ouderdom in 1598, toonde Ieyasu zijn ware aard. In 1600 versloeg hij zijn rivalen onder Ishida Mitsunari in het grootste gevecht van de Japanse geschiedenis, bij Sekigahara. Ishida was in de meerderheid, maar Ieyasu was een uitstekend strateeg. Een aantal belangrijke generaals waren omgekocht door Ieyasu, en gehoorzaamden niet aan de bevelen. Mitsunari werd gevangen en gedood als oorlogsmisdadiger.
In 1603 werd hij benoemd tot shogun, en alle daimyo met uitzondering van Hideyori gehoorzaamden hem. Hideyori en zijn supporters werden in 1615 aangevallen in het kasteel van Osaka. Ieyasu had eerst gedacht Hideyori als kleine daimyo te laten, maar Yodo, de moeder van Hideyori, bleef proberen de macht voor haar zoon terug te winnen. Het Wintergevecht om Osaka eindigde met een verdrag, dat Hideyori verplichtte de gracht rond zijn kasteel op te vullen. Dit maakte het kasteel bijna onverdedigbaar. Het volgende jaar brak het Zomergevecht uit, en de Toyotomi familie werd vernietigd. Toen Ieyasu het jaar daarop stierf, hielden de Tokugawa de onbetwiste macht over heel Japan. De Tokugawa shoguns regeerden over Japan van 1603 tot in 1867. Ieyasu staat bekend om zijn geduld en doorzettingsvermogen.
Tokugawa periode
Oda Nobunage was geen shogun geworden, omdat hij de keizer niet nodig had. Hij was zo machtig dat hij Japan zelf kon verenigen, tot hij werd vermoord door Akechi Mitsuhide. Toyotomi Hideyoshi had volgens sommigen het recht niet om shogun te worden, en werd Kanpaku (regent voor de keizer) in de plaats. Tokugawa Ieyasu begreep dat hij shogun moest worden. Een Kanpaku stond op de tweede plaats na de keizer, maar had geen direkt gezag om het leger te bevelen. Ieyasu moest leider worden van alle bushi om Japan te kunnen verenigen. Na de opzetting van het shogunaat liet hij de post na aan zijn zoon Tokugawa Hideie.
De Tokugawa shoguns regeerden vanuit Edo, het huidige Tokyo, tot in 1867. Het land werd zorgvuldig verdeeld onder vazallen, familie, en anderen om hun controle te verzekeren over de grootsteden Kyoto, Osaka en Nagasaki, en de grote mijnen. Zo hielden ze de economische en strategische centra in hun macht. De daimyo waren verplicht de helft van hun tijd door te brengen in Edo en hun familie bleef als gijzelaars bij de shogun als de Daimyo op zijn domein was. Deze wet, Sankin Kotai, was bedoeld om de daimyo te beheersen en te verzwakken. De verplaatsing van een daimyo met zijn gevolg heette Daimyo Gyoretsu, en was een dure zaak voor de daimyo. Anderzijds bevorderde de wet het wegensysteem. De grote reiswegen, Kaido, waren goed ontwikkeld, met talrijke motels (shukuba machi). De bekendste kaido was de Tokaido, de verbinding van Edo en Kyoto langs de kust. De Sankin Kotai bracht ook een culturele verscheidenheid naar Edo. Alle daimyo hadden een verblijf (daimyo yashiki) in Edo. Dit is de reden dat Tokyo thans het culturele centrum van Japan is.
Tijdens de Tokugawa periode bloeide de stadscultuur en de economie. Er waren geen burgeroorlogen meer, gedurende 250 jaar werd de vrede slechts tweemaal verstoord. Edo had een bevolking van 1 miljoen, Kyoto en Osaka hadden elk meer dan 400.000 inwoners. De bushi stonden aan de top van het wettelijk opgelegde systeem van 4 bevolkingslagen (shi no ko sho). Onder hen stonden de boeren (no), de handwerkslieden (ko) en de handelaars (sho).
Eens geboren in een bepaalde klasse kon men nooit overgaan naar een andere klasse. De samurai mocht als enige een zwaard en een familienaam dragen. De ongeletterde vechtersbazen veranderden in een militaire bureaucratie voor de regeringen van daimyo en shogun. Hoewel de boeren (no of hyakusho) boven handwerkers en handelaars stonden, waren de meesten erg arm door de zware belastingen. Om opstanden tegen te gaan werden boeren tegen elkaar opgezet. De klasse van handelaars werd geminacht, maar hun belang voor het leven in de steden nam voortdurend toe. Een nationale handel ontstond voor textiel, voedselprodukten, handwerk, boeken en andere goederen. Osaka was het centrum van de rijstdistributie, alle daimyo kwamen daar hun rijst verkopen. Hoewel de handelaars de laagste klasse waren, hadden zij het meeste geld, en velen leefden beter dan een daimyo.
Er waren nog twee lagere klassen, de Eta en de Hinin. De klasse van de Eta was door de shogun opgezet om de ontevredenheid van de boeren af te leiden. Ze werden als onrein beschouwd, en vonden enkel werk als slager of leerlooier. Hinin (geen mens) waren de misdadigers. Ze waren de laagste klasse, maar konden in sommige omstandigheden naar hun oorspronkelijke klasse terugkeren. Dit was voorzien om Eta en Hinin tegen elkaar op te zetten. Het klassesysteem werd in 1867 afgeschaft. Zelf samurai mochten toen geen zwaard meer dragen. Sociale discriminatie van de Eta blijft echter tot de dag van vandaag.
Voor Ieyasu had elke Daimyo zijn eigen geheime dienst (ninja). De Tokugawa shogun organiseerde alle ninja in 1 groep, de Kogi Omitsu. Deze moesten informatie verzamelen over de daimyo, om eventueel fouten te vinden zodat beslag kon gelegd worden op de eigendommen van de daimyo. De daimyo hielden natuurlijk hun eigen ninjas, hoewel dit erg illegaal was.
Wanneer een daimyo beschuldigd werd van een fout, moest hij zelfmoord plegen (seppuku). Al zijn samurai verloren hun job en werden ronin. Het was moeilijk als ronin een nieuwe baas te vinden. Sommigen konden als lijfwacht voor de rijke kooplieden werken, anderen werden dieven of rovers. De meeste waren erg arm, velen moesten zelf hun zwaard verkopen. Dit werd beschouwd als de grootste schande voor een samurai, en de ronin droegen namaak-katana uit bamboe (takemitsu).
In 1637 brak een opstand uit in Shimabara. De daimyo van Amakusa verhoogde zijn belastingen, waardoor de hongerige boeren in opstand kwamen. Amakusa lag in het westen van Japan, en was beinvloed door de westerse cultuur en christendom. De boeren namen bezit van een kasteel, en de daimyo moest de hulp van de shogun inroepen. Deze opstand toont in hoeverre de vrede de vaardigheid van de samurai had ondermijnd. Een eerste leger werd verslagen door de boeren, en enkel door het inzetten van een enorme overmacht soldaten en verschillende ninjagroepen werden de boeren verslagen. Alle opstandige families werden volledig uitgeroeid. Als gevolg van deze opstand werd het christendom verboden in Japan, en in 1638 beval Tokugawa Iemitsu Japan te sluiten voor alle buitenlanders. Na 1638 voerde Japan een politiek van bijna volledige afzondering (Sokaku wetten). Enkel in Nagasaki mochten Chinezen en Hollanders handel komen drijven (de Hollanders dan nog enkel op een klein eilandje buiten de kust, Dejima).
Tegen de 19de eeuw begon de Japanse samenleving te gisten. Boerenopstanden waren talrijk, en de meeste samurai en daimyo stonden zwaar in de schulden bij de handelaars. De shogunale regering vertoonde een toenemende inefficientie en het starre sociale systeem stond op instorten. Een aantal pogingen tot hervorming in 1840 hadden weinig invloed. In 1854 dwong de Amerikaanse commodore Matthew Perry Japan om onder bedreiging van zijn vier met kanonnen uitgeruste stoomschepen de afzonderingspolitiek op te geven. De lange vrede had het Japanse leger erg verzwakt, en kon niet beletten dat de Amerikanen landden in Uraga.
De Tokugawa shogun keerde zich in deze crisis tot de daimyo voor advies, en ondermijnde daardoor zijn controle over de buitenlandse politiek nog verder. Het keizerlijke huis, lang afgesloten van de regering, werd in de kwestie betrokken, en de slogan Sonno-Joi, vereer de keizer, verdrijf de barbaren werd steeds vaker gehoord in de debatten. De Japanse eilanden werden Shinshu, het land van de goden. In 1858 tekende de shogun handelsverdragen met de VS en enkele europese landen die, ddor het gebrek aan diplomatieke ervaring, voor Japan erg nadelig waren. De shogun werd in vraag gesteld, en aanslagen van samurai tegen de buitenlanders waren schering en inslag. In 1862 probeerde de Satsuma provincie, rijk en machtig geworden door wapensmokkel, de Britten te verdrijven, maar hun leger werd zonder veel moeite verslagen. Ze begrepen dat het onmogelijk was de barbaren uit Japan te verjagen. In 1864 keerden de activisten zich tegen de shogun. De buitenlanders brachten stoommachines, kapitalisme, democratie en vele andere zaken die in Japan niet bestonden, en de mensen verloren hun vertrouwen in het shogunaat. Samurai van Satsuma, Choshu, Tosa en Hizen speelden een belangrijke rol in het forceren van hervormingen. De legers van de shogun waren niet opgewassen tegen de door de buitenlanders geleverde wapens. De keizer verklaarde dat Satsuma en Choshu zijn legers waren, en het shogunaat de verraders. In 1867 werd de shogun Tokugawa Yoshinobu tot aftreden gedwongen, en in 1868 werd de regering van de keizer hersteld onder de jonge keizer Meiji (Meiji restoratie).
De Meiji periode
In minder dan een halve eeuw veranderde Japan van een afgesloten feodale maatschappij tot een geindustrialiseerde wereldmacht. Een centrale bureaucratie verving het machtsevenwicht tussen de Tokugawa en de onafhankelijke domeinen. Een leger van dienstplichtigen verving de samurai. Beperkingen op beroepen en verblijfplaats werden afgeschaft, en vele mensen trokken naar Edo, de keizerlijke hoofdstad, die hernoemd werd tot Tokyo. Buitenlandse adviseurs en technologie werden ingevoerd voor industrie, handel en opvoeding. Zendingen werden uitgestuurd om de westerse samenlevingen te gaan bestuderen. De nieuwe slogan werd rijk land, sterk leger. Nieuw en oud bestonden naast elkaar, de kunsten bloeiden op.
In 1873 werd een nieuw belastingsstelsel ingevoerd dat de regering voorzag van een vaste bron van inkomsten, het feodale landsysteem werd afgeschaft. In 1877 versloog het leger een grote opstand van de samurai, geleid door Saigo Takamori, die een leidende rol had gespeeld in de restoratie. De schoolplicht werd ingevoerd, en het onderwijs gecentraliseerd.
In 1881 ontstond druk om een grondwet en een representatieve regering samen te stellen. De eerste grondwet werd opgesteld door staatsman Ito Hirobumi, en een kabinet werd opgericht in 1885. Japan werd een grondwettelijke monarchie, met een tweekamerstelsel. Stemrecht was echter beperkt tot amper 1% van de bevolking in de verkiezingen van 1890. De eerste minister en het kabinet waren enkel verantwoording schuldig aan de goddelijke keizer. De kamers hadden in het begin enkel enige controle over het budget.
In de Chinees-Japanse oorlog van 1894-95, versloeg Japan de Chinezen en kreeg de controle over Korea. Deze overwinning vergrootte het prestige van Japan, dat in 1902 een verdrag als gelijke sloot met Groot Brittanie.
In 1904-05 vocht Japan met Rusland over Korea en Manchurije. De Japanse overwinning bracht Zuid-Sakhalin, Taiwan en de Ryukyu eilanden onder Japanse heerschappij.
De Taisho periode : 1911-1925
Tijdens wereldoorlog 1 veroverde Japan als Engels bondgenoot verschillende Duitse eigendommen in Oost-Azië, waaronder Chinees territorium op het Shandong schiereiland. Voor de teruggave aan China forceerde Japan de 21 eisen van januari 1915, die een uitgebreide invloed van Japan over China meebrachten.
In 1918 werd Hara Takashi eerste minister van het eerste kabinet dat volgens partijmeerderheid samengesteld was. Hoewel de politieke partijen door grote ondernemingen (zaibatsu) gedomineerd werden, was dit toch een eerste stap naar meer democratie, en deze trend werd voortgezet met het algemeen stemrecht voor mannen boven de 25 in 1925.
De Showa periode
De arbeidsbewegingen werden zwaar onderdrukt, maar desondanks werden enige sociale maatregelen doorgevoerd. De buitenlandse politie werd minder agressief, en militaire uitgaven werden beknot. De militairen vonden dit een gevaar voor de nationale veiligheid en een aantasting van de macht van de keizer. Gedurende de depressiejaren van 1930 begon de massa te luisteren naar de extremisten, die meenden dat de burgerlijke regering corrupt was, en dat nieuwe militaire expansies de economie zoude doen heropleven. Rechts terrorisme steeg, 3 van de 11 eerste ministers tussen 1918 en 1932 werden vermoord, en in 1931 namen officieren zonder bevel bezit van Manchurije (Mukden incident), en stichtten de staat Manchukuo. De regering was niet in staat het leger te stoppen, en werd drie maanden later vervangen door een kabinet van militairen. Tot augustus 1945 waren de regering en de jonge keizer Hirohito slechts werktuigen voor de extremisten.
Wereldoorlog II
De politieke en economische overname van China ontmoette weinig weerstand tot in juli 1937 de tweede chinees-japanse oorlog uitbrak aan de Marco-Polo brug bij Beijing. In 1940 was Oost China in Japanse handen. In hetzelfde jaar werd een verdrag gesloten met de asmogendheden Duitsland en Italië, die toen reeds de oorlog begonnen waren in europa
Na de verovering van Indo-China in juli 1941 reageerde Amerika met een volledig handelsembargo tegen Japan. Japan moest zich ofwel terugtrekken, of doorstoten naar de oliereserves van Nederlands Oost Indie. Dit laatste betekende oorlog met de VS, en eerste minister Konoe Fumimaru onderhandelde om dit te voorkomen. In oktober werd hij echter vervangen door de meer militante generaal Tojo Hideki, en op 7 december 1941 lanceerde Japan gelijktijdige aanvallen tegen Pearl Harbor in Hawaii, de Filippijnen, Hong Kong en Malaya. De VS verklaarde de oorlog, en wereldoorlog 2 kwam in zijn wereldwijde fase.
De japanse legers hadden vele overwinningen tot in juni 1942 een Japanse vloot door de US Navy verslagen werd. Het tij keerde en een uitputtingsoorlog dreef de Japanners naar huis. De Japanse scheepvaart werd afgesneden, en de industrie en de steden werden zwaar gebombardeerd. Gebrek aan voedsel en voorzieningen ging gepaard met de militaire nederlagen. De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki op 6 en 9 augustus en de oorlogsverklaring van de Sovjet op 8 augustus 1945 waren de laatste slagen. Keizer Hirohito beval het leger tot onvoorwaardelijk overgave op 14 augustus.
Japan na de oorlog
De bezetting door de geallieerden, onder bevel van de Amerikaanse generaal Douglas MacArthur, duurde van 1945 tot 1952 en bracht politieke, sociale en economische hervorming. De keizer ontkende zijn goddelijkheid en kreeg een symbolische rol. De regering werd gedemocratiseerd, vrouwen kregen stemrecht, en recht op eigendom en echtscheiding. Een massale zuivering van rechtse extremisten en communisten werd uitgevoerd. De concentraties van economische macht in de grote zaibatsu werd gebroken. Artikel 9 van de nieuwe grondwet verbood het gebruik van geweld in buitenlandse politiek.
De terugkeer van soldaten en vluchtelingen veroorzaakte grote tekorten. Het uitbreken van de Koreaanse oorlog (1950-53) hielp in de wederopbouw door een toename van de uitvoer van Japanse produkten. Het zette ook de VS ertoe aan het vredesverdrag met Japan versneld af te handelen. In 1951 sloot Japan een verdrag van wederzijdse bescherming met de VS, en kreeg soevereiniteit terug in 1952.
De Japanse economie groeide snel, het BNP steeg met 10% per jaar in de volgende jaren. Economische ontwikkeling was de hoofdbekommernis van de regering, en in 1970 was Japan de grootste scheepsbouwer ter wereld, en een belangrijk producent van auto's, staal en elektronica.
De teruggave van Okinawa in 1972 betekende het einde van de Japanse onderwerping aan de VS. Diplomatieke betrekkingen met de oude vijand China weren aangeknoopt in hetzelfde jaar. De conservatieve partij der Liberale Democraten, die de Japanse politiek had gedomineerd sinds 1954, verloor door schandalen de meerderheid in 1989, en de dood van Hirohito in januari 1989 betekende het einde van een tijdperk. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Akihito(1933- ).