De vijf principes van Kodokan Judo
Het hart van Judo is de Itsutsu no kata of kata van de vijf principes, ontwikkeld door Kano Jigoro sensei. Het is een korte kata van vijf bewegingen, die echter de synthese van alle fundamentele verplaatsingen bevat. Op een hoger niveau illustreren de bewegingen de kosmische principes van harmonie en universeel dynamisch evenwicht. Dit was, naast de Koshiki no kata, de favoriete kata van Kano sensei.
Kano sensei gaf de bewegingen geen afzonderlijke naam, ofwel omdat hun universeel karakter onbenoembaar is, of omdat elke beweging maar een manifestatie van het geheel is. Om begrip te bevorderen kunnen we de principes als volgt benoemen:
- principe van de concentratie van energie (wilskracht)
- principe van ontwijking en reaktie (soepelheid)
- principe van de cirkel (beheersing)
- principe van de slinger of golf (kans)
- principe van de leegte (aanpassing)
De uitvoering moet breed, vloeiend en majestueus zijn. Deze kata wordt door weinig judoka’s beoefend, waarschijnlijk omdat hij niet spektakulair genoeg is voor een demonstratie. Vele judokas zijn trouwens toch alleen geinteresseerd in wedstrijdjes winnen, en oefenen alleen de katas die ze moeten kennen voor hun examen (en dan ook alleen vlak voor het examen) zonder zich te bekommeren om het feit dat de katas de basis en het hart van Judo vormen.
In de volgende beschrijvingen heb ik alle formaliteiten weggelaten.
Eerste principe: Tori plaatst zijn hand op de borst van uke en wandelt vooruit. Uke wandelt achteruit maar omdat tori gelijdelijk zijn arm strekt, verliest uke zijn evenwicht en valt.
Tweede principe: Uke steekt met gestrekte hand, tori doet taisabaki naar links, grijpt uke’s pols met zijn linkerhand, drukt met zijn rechter op uke’s biceps en plaatst tegelijk zijn knie op de grond, zodat uke valt in een soort uki-otoshi.
Derde principe: Uke en tori draaien naar elkaar toe met de armen gespreid als een vliegtuig. Tori zet de draai voort, maar laat zich vallen waarbij hij uke’s linkerpols omhoog duwt en zijn rechter omlaag trekt, waardoor uke valt in een soort yoko wakare.
Vierde principe: Tori plaatst zich net voor uke, zwaait zijn armen omhoog en staat op zijn tenen, en laat zich vervolgens zakken naar achter met zijn rechter arm over uke’s borst.
Vijfde principe: Uke en tori dansen weer naar elkaar toe als een vliegtuig, maar deze keer iets minder cirkelvormig, zodat ze zullen botsen. Net voor de botsing laat tori zich dwars vallen, en uke maakt een voorwaartse val over tori.
Dit artikel is gebaseerd op het boek van Mikonosuke Kawaishi (1899-1969)