Stichter van Judo: Kano Jigoro
Over de eerste jaren - misschien eeuwen - van JuJitsu hangt de sluier van de geschiedenis, die ons alleen toelaat te gissen en te veronderstellen. Het begin van het verhaal ligt namelijk in een ver en niet opgetekend verleden. Wel mogen we veronderstellen dat de verste wortels van JuJitsu een Chinese oorsprong hebben. De Japanners vertellen legenden waarin wordt verhaald hoe het van China naar Japan is overgebracht. Als dan eindelijk rond 1650 de sluier wordt opgelicht, zien we JuJitsu verschijnen onder een dozijn verschillende namen en op vele scholen onderwezen technieken.
JuJitsu werd in Japan voornamelijk beoefend door de klasse van de krijgers (de Samurai's). Tussen krijgers en gewone burgers bestond een groot standenverschil, waarbij het enkel aan de krijgers voorbehouden was om wapens te dragen. Tijdens het gevecht kon het voorkomen dat de samoerai zijn wapen (zijn zwaard) verloor. In dit geval diende hij verder te vechten met de blote handen. De techniek van het zwaardvechten en die met het-de-blote-handen-vechten leerden de samoerais op scholen. Iedere school had zijn specialiteiten, die werden opgetekend in aantekenboeken, de zgn. Densho's, die als zeer geheim en zeer kostbaar werden bewaard.
Uit de kunst van het vechten-met-blote-handen, het zgn. kumiuchi, is later het JuJitsu ontstaan.
JuJitsu is de verzamelnaam van al deze technieken en stijlen. In de Meiji periode, het is dan ongeveer 1870, werd van overheidswege het dragen van een of meer zwaarden aan alle Japanners verboden. De Samurai's raakten in verval. De gewone burgers maakten zich meester van hun vechtkunst-met-de-blote-handen. Het was ook de tijd dat Japan zich moderniseerde en zijn levenswandel aanpaste aan het westen. Omwentelingen en vernieuwingen volgden elkaar snel op, zowel op maatschappelijk, politiek, economisch als cultureel vlak. Heel de Japanse bevolking werd gemobiliseerd om zich aan te passen en een van de eerste slachtoffers van deze cultuurschok waren de traditionele JuJitsu scholen die geen leerlingen meer hadden. Hierdoor werden vele leraren verplicht om hun broodwinning ergens anders te zoeken en aldus werden in 1871 de meeste scholen gesloten. Bijgevolg dreigden hun eeuwenoude technieken verloren te gaan voor het nageslacht.
In deze tijdsgeest bracht de jonge Jigoro Kano zijn jeugdjaren door. Hij werd geboren in 1860 in het dorp Mikage en was de derde zoon van een handelaar in scheepvaartmaterialen. Op 11 jarige leeftijd verhuisde hij met zijn familie naar Tokio, waar hij op 17 jarige leeftijd college ging lopen aan de keizerlijke universiteit. Hij behaalde daar de graad in de economische en politieke wetenschappen alsmede een graad in de pedagogische wetenschappen. Later doceerde hij filosofie en werd hij hoogleraar en tenslotte onderdirecteur van de school voor de adel. Uiteindelijk werd hij zelfs minister van lichamelijke opvoeding.
Het is in Tokio op 18 jarige leeftijd dat hij een sterke interesse ontwikkelde voor JuJitsu. Heel toevallig hoorde hij over oude technieken vertellen waarmee een zwak (klein) man, zoals hijzelf, een reus van een tegenstander kon verslaan. Hij werd hierdoor zo gefascineerd dat hij besloot om JuJitsu te gaan leren. Maar waar moest hij terecht? De scholen waren gesloten, het was geen gemakkelijke opgave om een goede leermeester te vinden, uiteindelijk vond hij meester Teinosuke Yagi die hem de eerste grondslagen leerde en via hem kwam hij in kontakt met Hachinosuke Fukuda, het hoofd van de Tensjo-Shinyo-school.
Deze leraar had grote sympathie voor zijn leerling, daar hij bij zijn dood in 1897 alle geschriften van zijn school aan Jigoro Kano naliet. De opvolger van Fukuna was Iso, die op dat moment al 64 jaar oud was, maar ongelofelijk sterk en soepel. Kano had een diepe eerbied voor hem en getuigde later, "Nooit zag ik een mooiere houding dan die van mijn leermeester Iso". Ook Iso liet, toen hij twee jaar later stierf, alle geschriften aan Kano na.
In 1881 werd hij leerling van Jikubo, hoofd van de Kito-school. De techniek van deze school was veel diepzinniger en vaak moeilijk te begrijpen. Toch moest Jikubo na een jaar aan Kano bekennen, "Ik heb U alles geleerd" m.a.w. hij kon niet meer winnen tegen Kano.
Op 22-jarige leeftijd, in 1882, opende Jigoro Kano zijn eigen JuJitsu school, hij noemde ze KODOKAN. ("Kodo" betekent : de waarheid verkondigen en "Kan" betekent : bijeenkomst)
De pedagoog, die hij van vorming was, kwam boven en in de naam van zijn school vermelde hij al het programma van zijn streven. Hij doceerde JuJitsu volgens zijn eigen opvattingen, die wel gebaseerd waren op de wijsheid van zijn leraren, maar die daarvan ook weer veel verschilden.
Zijn weetgierigheid was intussen nog niet voldaan. Ook in de beoefening van JuJitsu toonde hij zijn karakteristieke ijverzucht. Hij ging voort met het napluizen van de geheimen van andere scholen. Voortdurend controleerde hij zijn eigen technieken en probeerde die steeds weer te verfijnen.
Het eerste jaar had hij slechts 9 leerlingen en de oppervlakte van de mat was 4 bij 6 meter (hoe groot is onze mat?). In de loop van de volgende jaren maakte de Kodokan vlotte vorderingen, al ging het niet altijd zonder de gebruikelijke moeilijkheden en tegenwerking. De JuJitsu school was in ieder geval in de gehele stad bekend, maar was steeds het onderwerp van vreemde verhalen. Er deden geruchten de ronde over een geheel nieuwe opzet en methode. Men vertelde over Jigoro Kano's aparte idealen en leuzen.
Laten wij even Jigoro Kano aan het woord:
"Toen ik JuJitsu studeerde, kwam ik tot de ontdekking dat het niet alleen zeer interessant was, maar dat het ook mogelijkheden bood voor de training van de geest. Dit is de reden waarom ik het overal wil verspreiden. JuJitsu zoals ik het had leren kennen, was niet uitdrukkelijk gericht op de lichamelijke, verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van de mens. Het voornaamste en enige belangrijke doel was: de tegenstander overwinnen. De geestelijke voordelen, als ze al aanwezig waren, werden louter toevallig en op de koop toe genomen. Tevens was het me niet ontgaan dat de technieken van de verschillende scholen behalve hun verdiensten, ook hun gebreken hadden.
Zo kwam ik tot de conclusie dat JuJitsu, ook als zuivere gevechtstechniek, hervorming nodig had. Deze beide tekorten, die van de techniek en van de mentaliteit, wilde ik laten verdwijnen. En ik begon uit alle JuJitsu scholen die ik kon bereiken, die technieken te verzamelen, die waardevol waren en geschikt om te overwinnen. (het is te danken aan de inzet van Kano dat tot op heden deze technieken bewaard zijn gebleven hoewel vele van de oorspronkelijke JuJitsu scholen verdwenen zijn) Ik voegde er mijn eigen ontdekkingen aan toe en ten slotte gaf ik aan dit nieuwe geheel een ander opzet. Zo ontstond een nieuw systeem, dat de geestelijke en lichamelijke vorming als voornaamste doel had en dat daarnaast de beoefenaars in staat stelde onderling wedstrijden aan te gaan om hun eigen vorming met die van anderen te meten. Ik onderwijs op mijn school wel de kundigheid, vaardigheid of handigheid in het overwinnen van een tegenstander, maar het is op de innerlijke houding, de beginselen, de mentaliteit, dat ik de volle nadruk wil leggen."
Hij noemde dit systeem "JUDO"
De praktische resultaten van de Kodokan werden echter met de nodige achterdocht en geringschatting bekeken. Hikosuke Totsuka, een oude JuJitsu- leraar, die zijn school heropend had, kende enkel minachting voor Jigoro en diens Kodokan. Vandaar dat tussen beide scholen een levendige wedijver bestond en ook wel meer dan dat. Op een bepaald ogenblik had de gemeentepolitie belangstelling gekregen voor Judo en dus voor de verschillende scholen waar deze kunst werd onderwezen.
In 1886 werd onder toezicht van het Japanse Ministerie van Onderwijs een toernooi georganiseerd tussen de verschillende JuJitsu scholen, speciaal die van Jigoro Kano en die van Hikosuke Totsuka. Het zou een beslissende strijd worden. Het systeem dat het best voldeed, zou door het Ministerie worden erkend en het zou in alle onderwijsinstellingen onderwezen worden. Een nederlaag zou voor de Kodokan betekenen, de deuren sluiten. De 15 beste leerlingen van elke school kwamen tegenover mekaar te staan. De uitslag was verrassend, de Kodokan werd overwinnaar met 13 overwinningen en 2 onbeslist.
In 1887 legde Jigoro Kano de laatste hand aan zijn technisch handboek. Hij was toen 27 jaar. Maar het zou tot zijn 62'ste duren voor hij het ideaal van Judo zover volgroeid achtte, dat hij het in een boek durfde te formuleren. In 1889 vertrok hij uit Japan voor een tournee door Europa. Hij wilde zich op de hoogte stellen van de westerse opvoedingsmethoden en tegelijkertijd propaganda maken voor zijn Judo. Op de Japanse scholen was het intussen als verplicht leervak ingevoerd.
Rond 1890 werd op verzoek van enkele hoge autoriteiten van de Engelse marine een demonstratie in Judo gegeven voor een 60 tal marine-attachés. De toeschouwers waren enthousiast en zij werden de eerste goodwilambassadeurs in Europa. Overal in Japan begonnen onderafdelingen van de Kodokan te verrijzen. De Japanse legeroverheid opende scholen voor militairen. De verspreiding van Jigoro Kano's ideeën ging gestaag door. Een van zijn beste leerlingen, Yoshiaki Yamashita (1875-1935) werd in 1903 naar Amerika gezonden, waar hij een school opende die in korte tijd een geweldige populariteit genoot. Ook president Theodore Roosevelt bezocht de school en op de Kodokan bewaart men nog steeds de geschriften die zijn erkentelijkheid aan Jigoro Kano bewijzen.
Tot 1909 had de stichter uit eigen middelen alle kosten van zijn school bestreden. Zijn salaris van hoogleraar, het geld voor aparte lessen, voor spreekbeurten, voor vertaal en corrigeerwerk had hij aan zijn leerlingen gespendeerd. Dat bleek niet langer mogelijk. zijn leerlingen werden hiervoor te talrijk en de kosten te hoog. Daarom liet hij de nieuwelingen inleggeld betalen en vroeg hij examengeld. In dit jaar nam Jigoro Kano ook zitting in het Olympisch Comité en deze functie heeft hij tot zijn dood toe bekleed. Na 1938 kwamen de filialen van Kodokan in West-Europa. Professor Koizumi werd door Jigoro Kano naar Engeland gezonden, waar hij in Londen een Judo-school stichtte, bekend onder de naam Budokai. Professor Kawaishi kreeg Frankrijk als werkterrein. In 1938 woonde hij in Caïro het congres bij tot voorbereiding van de Olympische Spelen en het was zijn triomf dat deze Spelen werden gehouden in Japan.
Sommigen beweren dat de toelating van Judo tot de Olympische spelen tegen de principes van Jigoro Kano was. Hij vreesde dat de sport het competitie element zou laten overheersen en dat enkel die technieken zouden overleven in de beoefening, en dat er verder van de oude JuJitsu technieken die via het Judo systeem (Kata) bewaard waren gebleven, en die hij beschouwde als een nationale schat, de essentie van judo, niets meer zou overblijven. Maar het is toch wel vreemd dat dit besluit gevallen is op een vergadering, waar Kano zelf aanwezig was. Hij zal zijn bezwaren zeker niet verzwegen hebben en het is ondenkbaar dat het comité tegen de wil van de alom geachte grijsaard heeft gehandeld. Via Amerika keerde hij per boot terug naar zijn vaderland, dat hij echter niet zou weerzien. Bij zijn inscheping had hij koorts tengevolge van een griepaandoening. Op 3 mei kreeg hij longontsteking. Zijn lichaam bezat niet meer de kracht om deze slag op te vangen en hij overleed om half 7 in de morgen van de 4'de mei 1938.
In Nederland bestond reeds sedert 1938 een officiële Bond. In België echter niet en het duurde nog lange jaren alvorens de Judo-sport daar ingang vond. Wel waren er enkele jongeren die van 1943 af maar dan zeer sporadisch en niet georganiseerd, in contact kwamen met de Judosport. De heren Ravinet (Brussel) en Falise (Charleroi) kwamen in aanraking met Franse judoka's, terwijl de heer Streulens (Antwerpen) ondericht kreeg van Nederlandse judoka's. Andere sportbeoefenaars werden door deze nieuwe sport aangetrokken en in 1949 werd te Brussel de "BELGISCHE FEDERATIE JUDO EN JU-JUTSU VERENIGING" opgericht onder het voorzitterschap van de heer E. Callier. Ze werd eveneens lid van de Europese Judo Unie. In 1951 werden de eerste zwarte gordels uitgereikt. Tot 1953 berustte de technische leiding bij dhr. J.De Herdt, kampioen van Frankrijk en Europees kampioen, later werd er beroep gedaan op meester Ichiro Abé, 7'de dan en officieel afgevaardigde van de Kodokan van Tokyo in Europa. In 1957 werden contacten aangeknoopt met de "BELGISCHE AMATEURS JUDO ASSOCIATIE", een autonome organisatie die dhr. Tokyo Hirano, 6'de dan, als technisch directeur had. Deze contacten verwezenlijkten de eenmaking van de Judosport in België op 18 oktober 1959 werden beide organisaties samengesmolten tot de "BELGISCHE JUDO BOND" onder voorzitterschap van dhr. R. Delforge.
Hoe het nu gesteld is met het Belgische Judo weten wij zeker, de aanzienlijke successen van de belgische Judoka's op Europese, Olympische en Wereldtornooien spreken boekdelen.
Uit Elsevier Judoboek - Hein Essink - 1969
(Jean Trembloy 01/1998)