Rolmodellen
De meeste mensen voelen een sterke behoefte om zich te identificeren met hun voorgangers. Men vormt zich een mentaal beeld van een ideaal, dat vaak verpersoonlijkt wordt in heldhaftige verhalen en mythes. Voor vrouwen die zijn geinteresseerd in de krijgskunsten, is er helaas geen overvloed aan rolmodellen. De media lijken voornamelijk geinteresseerd in het beeld van de vrouw als zwakke slachtoffer, en sterke vrouwen worden zelden positief afgeschilderd. Deze vooroordelen maken het voor vele vrouwen extra moeilijk om het niveau van effektiviteit te bereiken in de krijgskunsten (des te spijtiger omdat zij er het meest nood aan hebben). Nochtans is het niet altijd zo geweest.
Ammianus Marcellinus zei: “een hele groep Romeinen kan niet op tegen één enkele Gallier, als deze hulp krijgt van zijn vrouw - die meestal blauwe ogen heeft en erg sterk is, vooral wanneer ze haar nek opzwelt, haar tanden knarst, en met haar enorme armen begint te zwaaien, en slagen en stampen begint uit te delen als zovele projektielen van een katapult.”
De slag tussen Harald Hilditonn (oorlog-tand), koning van Zweden en Denemarken, en Sigurd Hring, zijn neef, werd uitgevochten rond 700 in het oosten van Gotland. Bij de troepen van Harald worden vermeld: “de scholdmeiden Visma en Heid kwamen elk met een talrijk leger, Visma droeg Harald’s standaard… Vebjorg was een schildmeid uit het zuiden van Gotland, en vele kampioenen volgden haar…
Vebjorg de schildmeid bracht de Zweden en Gothen grote verliezen toe. Ze viel Soknarsoti de kampioen aan; ze was zo bedreven in het gebruik van de helm, het harnas en het zwaard, dat ze één van de besten was in het ridderschap, zoals Storkud de oude zegt. Ze bracht de kampioen zware slagen toe, en bevocht hem een lange tijd, en met een slag hakte ze door zijn kaak en kin, en hij stak zijn baard in zijn mond om zijn kin omhoog te houden. Later ontmoette ze Thorkel de koppigaard, en ze vielen elkaar woest aan. Uiteindelijk viel ze dapper in de strijd, bezweken aan haar vele wonden.”
In de Heike Monogatari is Tomoe Gozen een generaal in de stoottroepen van Kiso Yoshinaka, Yoritomo's eerste aanvalsmacht. Ze wordt beschreven als buitengewoon sterk en een betoverende schoonheid, met een bleke huid als van een hofdame. Toen voor Yoshinaka de nederlaag nabij was, beval hij haar zich terug te trekken, omdat “het beschamend zou zijn als men zou zeggen dat Heer Kiso zich in zijn laatste slag liet vergezellen van een vrouw.” Hierop reed zij midden tussen de vijand, viel de sterkste aan die ze zag, en sneed zijn hoofd af. Er is een legende waarin ze gevangen wordt genomen door Wada Yoshimori en een zoon heeft die opgroeit tot de grootste krijger van de Kamakura periode. Het bestaan van Tomoe werd echter nooit historisch bewezen. Het beeld van een mooie vrouw die de gelijke was van elke man oefent een grote fascinatie uit op de Japanners, en verschillende naginata scholen beweren van haar af te stammen.
En in Frankrijk hadden we natuurlijk Jeanne d’Arc. Hier bij ons is ze iets minder goed gekend, waarschijnlijk omdat ze vocht tegen de Engelsen en hun bondgenoten de Bourgondiers, en in die tijd maakte onze streek deel uit van het rijk van Filips de Goede.
Ik heb met verwachting uitgekeken naar de nieuwe film van Luc Besson over Jeanne; ik had gehoord dat grote zorg besteed was aan de historiciteit van de harnassen, wapens en gevechten. Wat dat betreft verdient de film inderdaad een kompliment, mijn voornaamste opmerking op dit vlak is dat de harnassen er 500 jaar oud uitzien. Blijkbaar vond de producer dat ze er zo “authentiek” uitzien, maar 500 jaar geleden waren die harnassen natuurlijk spiksplinternieuw, en een soldaat die er zo belabberd uitzag als in de film zou prompt gestraft worden. En de trebuchet in de film was een 300 jaar voorbijgestreefd. Tijdgenoten van Jeanne merkten haar efficient gebruik van kanonnen op - vuurwapens waren al goed ingeburgerd, in tegenstelling tot wat de film laat vermoeden.
Het verhaal is echter een zeer zware ontgoocheling: deze film heeft niks te maken met de historische Jeanne d’Arc, het is een soort kruising tussen “Braveheart” en “Mulan”, met bovendien de gemene bedoeling Jeanne voor te stellen als een warhoofdige, hysterische bedriegster, die wordt verteerd door schuldgevoelens.
Het proces van Jeanne was het best gedocumenteerde proces in de Middeleeuwen, maar de film houdt geen enkele rekening met Jeanne’s eigen getuignis, en evenmin met alle eerste-hand getuigenissen die 20 jaar na haar dood werden afgelegd gedurende het rehabilitatieproces.
De grote proto-feministe en tijdgenote van Jeanne, Christine de Pizan, schreef een biografisch gedicht over haar waarin ze naar voor komt als een voorbeeld voor iedere vrouw (Christine, een raadgeefster van de hertog van Bourgondie, schreef onder andere ook het zeer interessante “livre des faits d’armes et de chevalerie”, eeuwenlang één van de meest invloedrijke boeken over militaire strategie en oorlogsrecht). Als Jeanne daarentegen het lompe, schreeuwerige, hysterische, woedende, tranerige en eigenzinnige mormel was dat deze film ten tonele voert, zou niemand haar uit haar schapenveld gevolgd hebben, laat staan op een veldtocht om Frankrijk te bevrijden.
Jeanne d’Arc was een echt persoon in een echte tijd die echte dingen deed en zei. De gekende feiten zijn buitengewoon meer interessant en dramatisch dan de slappe uitvindsels van deze film. Dit is wellicht wat je krijgt als je de moeite niet neemt om iets te begrijpen over de burgeroorlog tussen de Armagnacs en de Bourgondiers, de intriges van de Valois, de rol van het geloof in de 15de eeuw, de scheuring van de kerk, mysticisme en de opkomende inquisitie, symbolen en ridderschap en de rol van de vrouw in de samenleving, en in de plaats afgaat op folklore, pop-psychologie en modieus scepticisme.
De film begint met de brutale moord en verkrachting (in die volgorde) van haar zus Katrien door Engelse soldaten. Dit is nooit gebeurt, en bovendien waren het de Bourgondiers die Domremy plunderden. Met alle subtiliteit van een strijdbijl presenteert de regisseur hier het “motief” van Jeanne: wraak (tussendoor maakt de scene deze film over een tienermeisje ongeschikt voor tieners). Vanaf het begin wordt hier een waargebeurd verhaal van liefde en zelfopoffering verwrongen tot een fiktief verhaal van haat, bitterheid, razernij en wraak.
De Jeanne van de film staat als een vreemde in het Middeleeuws universum. Er wordt geen enkele vermelding gemaakt over de heiligen die haar regelmatig bezochten, St Katrien, St Margriet en St Michiel, en wiens namen op haar vaandel prijkten.
Een positief punt is dat de film Jeanne laat zien als een vechter en niet enkel als een slachtoffer. Maar Milla Jovovich poseert over het slagveld alsof ze een modeshow doet. Ze is omringd door een bende geharnaste clowns en idioten die niks te zien hebben met de historische Dunois, Lahire en Giles de Rais. Er is veel oppervlakkig bloed en ingewanden, maar emotioneel zijn de gevechten zonder inhoud.
Het idee dat Jeanne misschien schizofreen was of waanvoorstellingen had, is zeker de moeite waard om eens ernstig te bekijken. Deze film presenteert het idee echter met de oppervlakkigheid waarmee een sensatieblad de laatste roddels verkondigt. Bijvoorbeeld, tegen het einde van de film verschijnt Dustin Hoffman als de stem van Jeanne’s geweten, om in een ingewikkelde scene de mirakuleuze verschijning van Jeanne’s zwaard te verklaren. Dit is wat men noemt een “stroman”, er is geen enkele historische achtergrond voor het mirakelzwaard in de film.
Hoe kon een zestienjarig meisje uit een afgelegen boerendorp het vertrouwen en de steun van een heel land winnen, en een sleutelrol spelen in het verjagen van een bezetter? De film ontwijkt deze vraag kompleet. De echte Jeanne offerde haar leven voor een hoger doel. Ze was een bevrijder omdat ze het vertrouwen won van haar leger door haar onzelfzuchtige, authentieke en liefdevolle houding. De film is net het tegenovergestelde; het is een arrogante, onhistorische en hatelijke bedoening. Niet Jeanne was een bedriegster, maar wel deze film, die enkel doet alsof hij over de echte Jeanne d’Arc gaat.