Jujutsu en Judo
Eli Steenput
Jiu jutsu en aikido worden gezien als twee verschillende vechtkunsten. Dit is juist en niet juist. Juist in de zin van de hedendaagse organisatie van deze vechtkunsten. Hierin is jiu jutsu sterk verbonden met judo. Niet juist in de zin van de historische ontwikkeling van de ongewapende vechtkunsten van Japan. Historisch gezien is jiu jutsu namelijk meer een verzamelterm voor allerlei scholen en stijlen, die het principe van zachtheid (jiu) hanteerden. Uit die scholen is zowel de Kodokan met haar vormen van judo en jiu jutsu, als aikido voortgekomen.
Voordat de Tokugawa-shoguns in het begin van de zeventiende eeuw hun macht over geheel Japan uitbreidden en het land tot vrede brachten na eeuwen van burgeroorlog en revolte, bestonden er eigenlijk geen vechtkunsten die zich specialiseerden in het ongewapende vechten. Voor 1588, toen de kampaku (dictator) Hideyoshi het dragen van zwaarden aan niet-samurai verbood, was iedereen in principe gewapend. Eenzelfde verschijnsel zien we in de Europese geschiedenis: pas in de negentiende eeuw ontstond immers een politiemacht zoals wij die kennen.
Voor die tijd zorgden de meeste mensen, zeker als ze van adel waren, er wel voor om wapens bij zich te hebben en ze te kunnen hanteren. De samurai droeg, tot het verbod van 1876, vanaf zijn vijfde levensjaar altijd en overal zijn beide zwaarden: het lange en het korte. Daarnaast was hij voor de strijd uiteraard geoefend in nog een heel scala van andere wapens.
De belangrijkste martiale kunsten waren dan ook de gewapende kunsten met de meest gebruikte wapens, de dai no budo: vechten met zwaard, speer, en hellebaard, boogschieten, alsmede paardrijden en geharnast zwemmen. Vechten met minder vaak gebruikte wapens, als de korte staf en de ijzeren waaier, vormden de kleinere martiale kunsten, de sho no budo. Gezien het wapenarsenaal dat de samurai mee torste moest er wel erg veel gebeuren wilde hij zich ongewapend tegenover een tegenstander bevinden. Het ongewapende vechten behoorde dan ook tot de sho no budo.
Dit vechten moest effectief kunnen zijn tegen een geharnaste tegenstander. Trappen of slaan heeft dan duidelijk weinig zin. Om een vijand in harnas te overwinnen moet je hem kunnen gooien of in een klem nemen. Vandaar dat nage-waza (werptechnieken) en kansetsu-waza (klemtechnieken) in dit ongewapende worstelen de boventoon voerden. Een vorm van worstelen op het slagveld werd yoroi kumi-uchi genoemd.
Yoroi kumi uchi - worstelen in harnas
Yoroi kumi uchi - worsteltechnieken voor gepantserde krijgers, hebben een lange geschiedenis in Azie. De oudste bewijzen voor het bestaan van deze technieken gaan terug tot de 10de eeuw. Wanneer een tegenstander te dicht was genaderd voor gebruik van de boog of de speer, werd overgegaan op worsteltechnieken. Het harnas bood een redelijke bescherming tegen het zwaard, en stampen of slagen hadden natuurlijk totaal geen effekt. Dit betekent niet dat yoroi kumi uchi een ongewapende kunst was. Geen enkele traditionele Japanse krijgskunst sluit trouwens elk gebruik van wapens uit. Iedere Japanner, man, vrouw of kind, droeg altijd minstens een dolk bij zich.
De basis van yoroi kumi uchi is yotsu gumi, een symmetrische houding, waarin de twee tegenstanders elkaar met beide handen vasthouden, zonder echt elkaars harnas vast te nemen. Er zijn interessante verbanden tussen yotsu gumi en de grepen in modern judo en jujutsu. Perfekte beheersing van yotsu gumi was belangrijk, om een goed evenwicht te bewaren, mobiel te blijven en de aanvallen van de tegenstander te weerstaan. Bij het werpen van de tegenstander op het slagveld moest men zorgen dat men zelf bleef rechtstaan.
De geoefende strijder wist op welk moment hij zijn linkerhand moest loslaten om een steekwapen te grijpen, waarmee hij door het harnas van de tegenstander kon stoten. Een speciaal soort steekpen, een yoroi doshi, werd hiervoor gedragen. Het wapen had meestal een driehoekige dwarsdoorsnede, en was speciaal gehard om door het stalen harnas te kunnen stoten. Yoroi doshi zaten in de gordel op de rechterheup, met het handvat naar links, zo dat het met de linkerhand achter de rug kon getrokken worden. Dit was de enige mogelijkheid, omdat de rechterarm, geblokkeerd door de tegenstander, in de weg zat om een wapen langs voor te trekken. Het gebruik vergde perfecte timing, een fout van een fraktie van een seconde betekende vaak de dood. Er bestonden blokkeringen en grepen om de tegenstander te beletten zijn wapen te trekken. Een gewoon mes kon ook gebruikt worden, maar dan was nog grotere precisie in de steek nodig. De eerste gedocumenteerde school die deze technieken systematisch bestudeerde was de 15de-eeuwse Tsutsumi-hozan ryu.
Jiu jutsu tijdens de vrede in Japan
De oorsprong van het jiu jutsu vinden we in de klassieke martiale kunsten. In de Tenshin Shoden Katori Shinto Ryu, de oudste overgeleverde kunst, bestaan 36 technieken voor ongewapend vechten. Iizasa Choisai Ienao, de stichter van deze ryu, gaf aan dit vechten de naam yawara-ge, vredebrenger.
Yawara is de Japanse lezing (kunyomi) voor het karakter dat in de oorspronkelijke Chineze lezing (onyomi) als jiu wordt uitgesproken (de meeste karakters hebben zowel een Chineze als een Japanse lezing, die allebei in het Japans worden gebruikt).
Jiu wordt vaak vertaald als vriendelijk, zacht, maar dit is slechts één van de vele mogelijke betekenissen van jiu. Andere mogelijkheden zijn: soepel, buigzaam, meegevend. Het principe dat uitgedrukt wordt door het karakter ju kan op verschillende manieren uitgelegd worden:
-
Het meegevend principe: dit benadrukt dat kracht niet met kracht ontmoet moet worden. Een aanval wordt ontweken inplaats van tegengewerkt. Dit geeft soms de indruk dat totaal geen kracht gebruikt mag worden, maar dat is niet waar. De kracht wordt echter daar aangewend waar de tegenstander het zwakst is.
-
Het zachte principe: zacht als tegenstelling van hard, verwijst naar het ongewapend verslaan van een gewapende tegenstander. Jujutsu was een onderdeel van de training van de samurai, iets waarop hij kon terugvallen wanneer zijn favoriete wapen niet bruikbaar was.
Hoewel wij jiu en ju op verschillende manieren spellen, gaat het hier om hetzelfde karakter, dat zachtheid betekent en de plooibaarheid en flexibiliteit aanduidt die voor deze vorm van worstelen noodzakelijk is. Het judo op pure kracht dat vandaag de dag zo vaak te zien is heeft nog maar weinig te maken met dit aloude ju-principe, waarin de tegenstander wordt verslagen door hem tot overgave te dwingen en zijn eigen kracht te laten gebruiken om zijn val te veroorzaken. Zo kan water niet gesneden worden worden, hoezeer het zich aan het mes overgeeft, het is juist onkwetsbaar, omdat het zich overgeeft.
Jutsu betekent technieken of methoden: jiu jutsu is dus de praktische aanwending van het jiu-principe. Do betekent Weg. om aan te geven dat judo een levens- pad, een levensvervulling is.
Tijdens de Tokugawa periode was er weinig behoefte meer aan de oorlogskunsten. Samurai droegen toen hun zwaarden zonder harnas, waardoor de praktische bezwaren tegen de zwaardkunsten wegvielen. Yawara was in de Edo-periode een algemeen gebruikte term voor het jiu jutsu, dat zich toen verder begon te ontwikkelen. Volgens de moraal van de tijd immers bleef het beste zwaard in de schede. Dit was een belangrijke drijfveer om ongewapende technieken te bestuderen. En hoewel een samurai het recht had elke niet-samurai ter plekke neer te klieven zonder opgaaf van redenen, was dit toch gedrag dat met name in de grote steden enigszins gefronst werd aangezien. Daarentegen was er behoefte aan vechters, die in staat waren een tegenstander te bedwingen zonder hem te hoeven doden: bijvoorbeeld een dronken samurai die uit een bordeel of een kabuki-voorstelling moest worden verwijderd. We kunnen in onze eigen tijd iets soortgelijks zien. Vandaag de dag is een grote behoefte aan vechtkunsten, die agressiviteit kunnen bedwingen zonder daarbij de tegenstander permanent te beschadigen, met alle risicos van processen en het moeten betalen van grote financiële schadevergoedingen vandien. Jujutsu groeide en evolueerde voornamelijk tijdens deze periode, hoewel yoroi kumi uchi (en sumo, een andere voorloper) al veel langer bestonden. Ook werden in deze periode slag- en traptechnieken toegevoegd, voornamelijk onder invloed van het Chinese ch'uan fa ("vuist weg"), of kempo in het Japans. Een andere ontwikkeling van deze periode was de nadruk op zelfverbetering in plaats van zelfverdediging.
Ju jutsu vandaag
Tijdens het verbod op de krijgskunsten in Japan na de tweede wereldoorlog verdwenen vele van de oude stijlen voorgoed. Een deel bleef bewaard in het westen door Japanners die uitgeweken waren na 1868. In Japan verzamelde Kano Jigoro vele talentvolle jujutsuka in zijn Kodokan judo, waardoor veel oude kennis bewaard bleef en opgenomen werd in judo. De twee principes van Judo zijn sei-roku-zen-yo en jita-kyoi or "maximale efficientie " en "gemeenschappelijk welzijn en wederzijds voordeel."
Kano deed zijn best om jujutsu te bewaren, zoals men kan zien in de judo kata die (zouden moeten) geoefend worden in judo scholen. Sommige kata zijn voor geharnaste krijgers (koshiki no kata of kito ryu no kata). Oude zelfverdedigingstechnieken zijn vervat in kime no kata. Meer recente verdedigingstechnieken (1950) vormen de goshin jutsu no kata. Deze kata worden ook in vele westerse jujutsu scholen beoefend.
De Wortels van Judo
Na het zien van een judo toernooi riep Kano de deelnemers bijeen en zei: Jullie vechten als jonge stieren die de horens kruisen, ik heb geen enkele waardige of verfijnde techniek gezien vandaag. Ik heb nooit iemand geleerd om op deze manier Kodokan Judo te doen. Als jullie alleen maar denken aan winnen door brute kracht, zal dat het einde van mijn Judo zijn.
Het populaire beeld van Judo, dat men krijgt door het bekijken van moderne judo kompetitie, verschilt sterk van Judo zoals het origineel door Kano Jigoro ontwikkeld werd. Het hoofddoel van Kano was de kennis van de oude koryu jujutsu scholen te bewaren voor de toekomst, en ze om te vormen tot een methode voor persoonlijke ontwikkeling. We horen vaak dat Judo ontwikkeld is door uit de paar jujutsu scholen die Kano studeerde, de gevaarlijkste technieken te laten vallen. Dit lijkt in tegenstrijd met de bedoeling van Kano om het oude jujutsu te vrijwaren, en is een latere visie, ontstaan door een overdreven nadruk op de competitie-aspecten van judo.
Kano was niet in de eerste plaats een vechter. Zijn grootste talent was om snel de centrale principes te herkennen die waza en kata doen werken. Dit liet hem toe om de gemeenschappelijke basis van verschillende jujutsu stijlen te combineren. Bovendien was hij als minister van onderwijs in een positie om zijn judo via de scholen een grote verspreiding te bezorgen. Na een eerste periode van wantrouwen en enkele spectaculaire uitdagingen, begonnen vele grootmeesters van verschillende stijlen hem te helpen met het verbeteren van zijn judo, waardoor een enorme hoeveelheid kennis dankzij Kano samengebracht werd. Het is bijna onmogelijk alle invloeden op judo op te sommen. Het volgende is een beknopte lijst van enkele van de belangrijkste.
Yoshin Ryu. Yoshiaki Yamashita en Isogai (later 10de dans) waren ook meesters van Yoshin en Ten Shin Shin Yo. Yamashita was Kano's beste student (uchideshi), assistent, en demonstratie partner. Het waren Yamashita, Yokoyama en Nagaoka die de eerste Kodokan syllabus samenstelden. Yoshin Meesters Katsuta Hiratsuka, Hidemi Totsuka en Takayoshi Katayama hielpen ook mee aan het opstellen van de Kodokan kata en syllabus. Totsuka (Totsuka-ha Yoshin) is van de school die door de Kodokan verslagen werd in de match van 1886.
Yoshin-Ryu Jujutsu (Yo, betekent "wilg" en Shin "hart of geest") was ontwikkeld door een dokter van Nagasaki, Shirobei Yoshitoki Akiyama. Akiyama had gevechts- en geneeskunst gestudeerd (hij beschouwde ze als hetzelfde) in Japan, en trok op studiereis naar China rond 1600. Hij leerde er geneeskunde, katsu, verschillende krijgskunsten en technieken van vitale punten (Kyusho-jutsu). Hij studeerde ook Taoisme, Taoistische genezing en acupunctuur, en integreerde dit alles in zijn jujutsu.
Tenshin Shin Yo Ryu. Het is bekend dat Kano studeerde onder Hachinosuke Fukuda en Masatomo Iso. Tenshin Shin Yo Ryu Jujutsu omvat 4 klassen van technieken. De eerste is Go Waza (Harde Techniek), en bevat slagen, stampen, werpen, wurgingen en bevrijdingen. De tweede is Ju Waza (Zachte Techniek) en bevat gewrichtsklemmen en aiki technieken. De derde is Katsu of reanimatietechnieken. De beoefenaars hadden dus sakatsu jizai (de vrijheid over leven en dood). De vierde klasse, Bugei Ju-Happan, is intensieve training met de achttien klassen van slagveldwapens.
Tenshin Shin Yo Ryu is een fusie van Yoshin-Ryu en Shin No Shindo Ryu Jujutsu. Shin No Shindo Ryu is afgeleid van Takeuchi Ryu, en werd ontwikkeld door een politieman uit Osaka, Tamizaemon Yamamoto die specialiseerde in slagen en klemmen. Shin No Shindo Ryu is ook de school van Otsuka van latere Wado Ryu karate-do faam. Otsuka ontmoette Gichin Funakoshi, stichter van Japanse Shotokan Karate, terwijl Otsuka een Jujutsu demonstratie gaf. Naar het schijnt liep Funakoshi de vloer op en vroeg: "U heeft vast en zeker Tode (karate) in Okinawa gestudeerd!"
Tenshin Shin Yo Ryu werd gevormd door Meester Sekisai Minamoto Masatari Yanagi, later gekend als Mataemon Iso. Yanagi studeerde Yoshin Ryu, Miura Ryu, en Ryoi Shinto Ryu voor hij zijn eigen school opende in Edo (het oude Tokyo). Over deze legendarische figuur doen vele verhalen de ronde.
Kito Ryu. Kano leerde Kito Ryu van Tsunetoshi Iikubo. Hidekazu Nagaoka werd lid van de Kodokan nadat hij meester geworden was in Kito Ryu, en werd 1 van de 3 Judan (10de dan) onder Kano. Kito Ryu omvat vele esoterische elementen, waaronder aiki. Kito leert dat de sterke geest de zwakke geest overwint, en omvat principes als wa (harmonie) en ju (soepelheid). Er is ook een deel slagveldstrategie in de ryu, sterk geïnspireerd op de Sun Tzu Bin Fa (Son Shi Hei Ho), een Chinese klassieker over de techniek van het oorlogvoeren. Bovendien besteedt Kito aandacht aan ontwikkeling van de persoon. De theoretische achtergrond van de ryu is bijna ondoordringbaar ingewikkeld. Het ontstaan van de ryu gaat terug op het bezoek van de half legendarische Chinese meester Chen Yuan-Ping (ook bekend als Chen Tsu U, Gin Chin Pin, en Gempin) aan Japan in 1621. Hij gaf les in de krijgskunst in de Kokusei tempel aan drie ronin, Fukuno, Isogai en Miura. Fukuno leerde ook Yagyu Shingan Ryu, ontmoette later een samurai genaamd Terada, en samen stichtten ze de Kito ryu. De technieken van de ryu zijn snel, vloeiend, subtiel en direkt, en benadrukken interne energie en projecties en kokyu technieken.
Takeuchi Ryu. Takano, Yano, Kotaro Imei en Hikasuburo Ohshima waren vrienden van Kano, en hielpen aan de ontwikkeling van de Kodokan syllabus en kata. Takeuchi Ryu is een gevechtskunst die vooral gekend is voor bokken, jo en klemtechnieken. De school is verwant aan Daito Ryu en werd gesticht in 1532. Chumutaki Hisamori Diasuke Takeuchi was een prins die leefde in Okayama, en Daito-Ryu studeerde. In een droom werd hij aangesproken door de oude krijger Takagi die hem de principes van Takeuchi-Ryu uitlegde. De stijl werd ook gekend als Hinoshito Torido Kaizan Ryu. Takeuchi Ryu techniek is verdeeld in 5 kyo (principes), ikkyo, nikyo, sankyo, yonkyo en gokyo.
Sosuishi Ryu. Aoyagi hielp aan de Kodokan syllabus en kata.
Daito Ryu. Saigo Shiro was de geadopteerde zoon van Saigo Tanomo, soke van deze school voor Takeda Sokaku. Shiro Saigo kwam naar Tokyo op 14 jarige leeftijd en bezocht Kano omwille van zijn reputatie, en bleef een tijd bij de Kodokan. Mochizuki, een uchideshi van Kyuzo Mifune, leerde de Okuden van Daito ryu onder Takeda Sokaku en bracht deze geheimen naar de Kodokan. Takeda was hier vrij nijdig over. Later stuurde Kano Kenji Tomiki naar Morihei Ueshiba, bij wie hij Kudan (9de dan) werd.
Fusen Ryu. Mataemon Tanabe werd door Kano overgehaald de kern van zijn stijl te onthullen, nadat de Kodokan verpletterd werd door deze ryu in de match tussen deze scholen in 1900. De Fusen hadden zeer goede ne-waza (worsteltechnieken op de grond). Het is op dit punt dat Kano het belang van goede ne-waza begon te benadrukken.
Jikishin Ryu. De mensen van Jikishin werden aangesproken om te helpen de syllabus aan te vullen zodat de Fusen nederlaag zich nooit meer zou herhalen.
Sekiguchi Ryu. Jushin Sekiguchi en Mogichi Tsumizu waren leraars van Kano. Sekiguchi Ryu is vooral gekend voor de wapentechnieken.
Kyushin Ryu. Eguchi van Kyushin was betrokken bij de Kodokan kata en syllabus.
Shiten Ryu. Hoshino was betrokken bij de Kodokan kata en syllabus.
Miura Ryu. Inazu was betrokken bij de Kodokan kata en syllabus.
Kukishin Ryu. Kukishin is vooral gekend voor het gebruik van stokken van verschillende lengte. Takamatsu was een goede vriend van Kano, zijn favoriete ongewapende techniek werd de basis voor Judo's hiza-guruma.
Het is duidelijk dat de Kodokan een levendige plek was in deze jaren. Kano vormde een soort brandpunt voor allerlei oude slagveldtechnieken en ryuha. Het principe dat Kano gebruikte om een synthese te maken van al deze invloeden was Seiryoku Zen Yo, of Maximale Efficientie. Kano zag Judo vooral als een soort raamwerk, ontworpen om de kennis van uiteenlopende stijlen te kunnen combineren en bewaren.