The Fighting Weapens Of Korean Martial Arts
De Wapens Die Gebruikt Worden In Het Koreaans Vechtsysteem
boekbespreking door Jean Trembloy
Dit boek werd geschreven door Hyuk Suh en Jane Hallander. in 1988 en uitgegeven bij Unique Poblications - USA.
In de late jaren 50 heeft Hyuk Suh de verschillende en verspreide vechttechnieken van Korea georganiseerd in één systeem. Hij noemde dit KUK SOOL WON of anders gezegd Koreaans nationaal matial art associatie Het KUK SOOL WON groeide vlug in Korea en won aan bekendheid, niet alleen door de vele koreanen die toetraden, maar ook doordat de Amerikaanse soldaten die daar gelegerd waren het massaal gingen beoefenen.
Twintig jaar later, nadat hem gevraagd werd dit systeem bekendheid te geven buiten Korea, heeft Hyuk Suh een hoofdkwartier voor het westen geinstalleerd in San Francisco, Californie (land van de halve garen).
Het is een veel omvattend systeem dat heel wat biedt aan iedereen, elke vechtkunstbeoefenaar zou er zijn gading in kunnen vinden. Men vind er zelfverdediging, wapentraining en geestelijke vorming in terug.
In het boek vindt men een beschrijving terug van de meest gangbare koreaanse wapens, en de wapensystemen die in het systeem werden opgenomen krijgen bijzondere aandacht onder kata vorm (opgelegde oefeningen).
Het boek idealiseert evenwel heel erg de Koreaanse kultuur en beschrijft wapens die hun oorsprong vinden in China en Japan als van oorsprong Koreaans. Koreanen zijn heel nationaal bewust zelfs zoverre dat zij in het boek uitgelegde technieken als zuiver Koreaans beschouwen en zeggen dat de rest van de wereld deze overgenomen hebben in het bijzonder China en zeker Japan waarmee Korea in een haat liefde verhouding leeft, merendeel een haat verhouding sinds de Japanse bezetting en overheesing van het Koreaans grondgebied tijdens de oorlog.
Dit niettegenstaande weet de auteur over wat hij spreekt als hij het heeft over de gevechtstechnieken en de wapensystemen die beoefend worden in zijn land, niet allen wat de uiterlijke vorm betreft maar ook wat de dieper inhoud betreft. Daarom is het aangewezen voor elke vechtkunstbeoefenaar om dit boek eens inhoudelijk door te nemen. Het is zelfs zo dat de auteur in het voorwoord de essentie van het bestuderen van wapentechnieken in het belang van het toepassen van ongewapende vechttechnieken boeiend omschrijft, verder geeft hij in de verdere hoofdstukken zijn ideenen weer over het gebruik van het zwaard, de speer, de staf e.d. en daar zien wij dat deze ideeen en uitgewerkte begrippen niet aleen voor Korea gelden maar eigenlijk universeel zijn voor alle wapentechnieken. Ik wil hier gewoon zeggen dat de auteur weet waarover hij spreekt, maar zijn wijsheid is niet alleen in Korea te vinden, dit moet men wel goed voor ogen houden. Boeiend is zijn pleidooi of de noodzaak om gewapende technieken te bestuderen om aldus meer bewust te worden van het nut en gebruik van geest, lichaam en techniek bij het ongewapende vechten:
De studie van Koreaanse vechtkunsten gaat veel verder dan het blote hand of voetvechten als zelfverdediging. Doorheen de geschiedenis hebben de wapens een grote rol gespeeld in alle vechtkunsten.
Wapentraining gaf aan de oude vechters een scherpere snijkant, een langer bereik en verbeterden hun sterkte, balans, coordianatie en inzicht.
Vele wapens dienen als trainingsgewichten. Het veelvuldig oefenen met een staf versterkt de polsen, voorarmen en schouders en vermeerdert de flexibiliteit van zijn rug en middel.
Elk wapen dat gewicht toevoegt aan een hand zal de drager ervan een les geven in het houden van zijn balans. Het is al niet evident om een blotehand techniek uit te voeren zonder zijn balans te verliezen, de oefening die men regelmatig doet dient om zijn evenwicht te leren kennen en om dit niet te verliezen tijdens de beweging. Het wordt even nog moeilijker met een bijkomend gewicht van b.v. een zwaard in een hand om dergelijke oefening uit te voeren. Niet alleen het zwaardhand dient zich aan te passen aan het extra gewicht, maar ook de vrije hand dient een aantal aanpassingen uit te voeren om het evenwicht van de persoon te bewaren. Veel beoefenaars van vechttechnieken realiseren zich plotseling hoe nutteloos hun vrije hand is als men plots een wapen in de andere hand houdt. Verder nog wanneer de beoefenaar zijn twee handen dient te gebruiken, een wapen in elk hand of een wapen met twee handen dient te hanteren dan wordt de coordinatie van het geheel, wapens lichaam en geest plots heel moeilijk indien men tot dan toe enkel blote hand technieken beoefend heeft.
Het hoofdprincipe van alle wapentechniek is om het deel van het wapen waarmee men wenst te raken zo te richten dat dit het deel van het lichaam raakt waarop gemikt werd. Dit is een punt dat dikwijls gemist wordt of vergeten wordt bij ongewapende technieken. De reden hiervoor is te vinden in het feit dat het zeer moeilijk is om zich te richten naar een doel wanneer er geen doel voorhanden is. Ongewapende technieken geven ook aanleiding om onnauwkeurig te werken, men gaat niet tot het uiterste, men dient de tegenstander als die er al is te sparen, men kan niet voluit gaan. Het doel wordt hierdoor zeer vaag.
Bij het oefenen met een wapen is er altijd een doel, zelfs al dient men zich dit in te beelden.
Focus, gerichtheid en intentie zijn hiervan het resultaat.
Een laatste reden om wapentechnieken te studeren is nadat men voor de 100ste keer een ongewapende techniek beoefend heeft en men denkt hem perfekt te kennen, eens een zwaard, waaier of staf te nemen en te herbeginnen, men zal verstelt staan wat men allemaal nog kan bijleren.
Inderdaad voor elke vechtkunsttenaar die hoofdzakelijk blotehandtechnieken traint is wapenkunst een verrijking, maar studeer deze wapentechnieken dan ten volle , in de zin van het gebruik van het wapen en niet zozeer als bewegingstherapie ter aanvulling op de blotehand technieken. Als men een wapen vastneemt is het de bedoeling dit wapen te gebruiken als een wapen en niet als een stuk filosofishe beschouwing.