Manga
Manga zijn Japanse stripverhalen. Manga verschilt van Westerse stripverhalen op een aantal punten. Terwijl in het Westen stripverhalen beschouwd worden als voor de kinderen, bestaan er in Japan stripverhalen voor alle leeftijden. Strips voor volwassenen bestaan natuurlijk ook bij ons, maar worden meestal beschouwd als een aparte categorie, en zijn ook meestal nogal beperkt qua onderwerp
Manga betekent spontane tekening en is een term die voor het eerst gebruikt werd in 1814 door de beroemde ukyo-e kunstenaar Katsushika Hokusai (oa. De 100 zichten op Fujiyama). Publiciteit van een zekere verdeler van anime in het westen met manga in hun naam beweert dat de betekenis onzedige tekeningen is, maar dat is misleidende reklame.
Algemeen wordt een tekening uit de 12de eeuw, de choujuu giga beschouwd als de eerste Japanse manga. De tekening van de boeddhistische monnik Toba toont dieren die zich als mensen gedragen. Intussen is dit werk een cliché geworden waar vaak satirisch naar wordt verwezen. Verwante tradities zijn de zenga, karikaturen van monniken die helpen bij de Verlichting, kyouga of voorstellingen van vreemde gebeurtenissen, en shunga of expliciete erotische drukwerken.
Een voorloper van stripverhalen waren de Japanse handrollen, waarop een verhaal vordert naarmate men de rol verder afrolt. De yamato-e stijl is herkenbaar aan het afbeelden van gebouwen zonder dak, zodat men kan zien wat er binnen gebeurt. De scheiding tussen verschillende scenes bestaat vaak uit wolken of mistslierten. Het laatste belangrijke werk in deze stijl is waarschijnlijk het verhaal van een onnatuurlijk huwelijk, een anti-shogunale politieke satire van Ukita Ikkei, waarvoor hij werd terechtgesteld in 1859.
De Marumaru Chinbun introduceerde tekstballonnen in Japan in 1877. De eerste echte strip verscheen in 1902. Manga waren niet bijzonder populair tot na de tweede wereldoorlog, toen Osamu Tezuka zijn experimenten begon in de jaren 50.
De manga van vandaag zou niet bestaan in de huidige vorm zonder Osamu Tezuka (1928-1989), ook bekend in Japan als de Vader (manga no kamisama) van de Manga (en zelfs van Anime, Japanse tekenfilms). Hij tekende naar schatting ongeveer 150,000 paginas stripverhaal, voor meer dan 500 verhalen. Sommige verhalen vullen een dozijn boeken van 300 bladzijden. Zijn meest bekende werken buiten Japan zijn waarschijnlijk Tetsuwan Atomu (machtig atoom, 1951, over de robotjongen Atomu en zijn zus Uran, die hun krachten gebruiken om mensen te helpen en onrecht te bestrijden, een verbazend onderwerp amper 6 jaar na Hiroshima) en Jungaru Taitei (keizer van de jungle, 1951, het verhaal waarop Disney zich iets meer dan geïnspireerd heeft voor hun Lion King. ) Deze roman in stripvorm van 640 bladzijden over het opgroeien van Kimba het witte leeuwejong was een monumentale parabel over de beschaving.
Osamu, een doktor in de geneeskunde, was haast bezeten door stripverhalen, en zijn enthousiasme werkte aanstekelijk door zijn verhalen. Tezuka schreef voor vele verschillende genres, romantiek, drama, horror, avontuur, prenteboeken voor kinderen, politieke cartoons, gewaagde humor voor mannentijdschriften enz. Zijn tekenstijl gebruikte revolutionaire compositietechnieken ontleend aan de film, en zijn verhalen waren complex en rijk aan inhoud, verhalen met zulke literaire kracht dat ze ook een ouder publiek moesten aanspreken. En zo werd de manga markt geboren. Volwassenen, jong of oud, werden gretige lezers van zijn verhalen. Een comic in Amerika haalt een gemiddelde oplage van 10.000-100.000, afhankelijk van reklame en populariteit. Tezukas werk verkocht aan een minimum van 400.000, zonder reklame, tot een miljoen in herdrukken. De volgende generatie mangaka groeide op met Tezukas meesterwerken, en volgde in zijn voetsporen.
Japanse mangaka (striptekenaars) richten zich tot allerlei groepen, van onschuldige kinderen tot perverse viezerikken. Er is humor, politieke manga, zakenmanga, enz. Vele manga tonen vaak mensen aan het werk of kinderen op school of die hun huiswerk doen. De personnages zijn over het algemeen schijnbaar gewone mensen, met normale verwachtingen en dromen, maar met een schaduwkant die hen een beetje speciaal maakt, zoals bijzondere krachten of vrienden van een andere planeet. Dit spreekt de fantasie aan maar laat tegelijk de lezer toe zich in te leven in de personnages. Dikwijls zijn deze figuren verre van perfect, hebben ze dwaze gewoontes of belangrijke karakterfouten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Amerikaanse superhelden die niets anders te doen hebben dan het kwaad te bestrijden, hebben Japanse manga-karakters ook andere dingen te doen in hun leven.
Japanse stripverhalen en tekenfilms voor kinderen handelen ook soms over dingen zoals sterven. Ook de slechten hebben meestal hun hoop en hun droom en een goede reden voor wat ze doen. Ze zijn niet ronduit slecht of krankzinnig, maar realistisch. Daden hebben gevolgen, als een personnage een stommiteit begaat, zal hij of zij met het resultaat geconfronteerd worden. De personnages groeien en veranderen en leren bij (tenzij natuurlijk in een komische serie). En, zoals alle goede of echte verhalen, hebben manga meestal een einde. Helden sterven, trouwen of verdwijnen op een bepaald moment. Manga zijn meestal de visie van 1 persoon, waar westerse stripverhalen in de regel minstens door verschillende mensen geschreven en getekend worden. De kern van een manga is altijd het verhaal. Een tekenaar die geen verhaal kan vertellen wordt illustrator, maar zelden mangaka. Er zijn uitzonderingen die beroep doen op een scenarist of gensaku-sha. Een mangaka heeft vaak wel enkele assistenten, die bij hem/haar het vak leren.
Een ander verschilpunt is de omvang van de manga markt. Omdat bijna iedereen in Japan manga leest, vormt dit een vorm van massamedia die gemakkelijk vergeleken kan worden met televisie bij ons. Het beroep van mangaka (striptekenaar) is dan ook beduidend meer respectabel, zij het ook meer competitief. Hoeveel Westerse striptekenaars zijn multimiljonnairs zoals Rumiko Takahashi? Deze situatie maakt het ook waarschijnlijker dat getalenteerde mensen hun kans op de markt wagen. Hoewel er in de enorme hoeveelheid manga natuurlijk ook veel rommel zit (naar schatting zou 25% van de markt bestaan uit het hentai (pervers) genre), zijn er bij de beste manga klassiekers van onvergelijkbare kwaliteit.
In Japan hebben mangaka een sterstatus vergelijkbaar met bekende auteurs of filmproducers. Ze hebben vaak een ruim salaris, vooral als hun werk geanimeerd is of andere merchandise verkoopt. Als voorbeeld, Akira Toriyama's Dragon Ball heeft licenties bij meer dan 70 bedrijven voor bijna 700 verschillende produkten. Toriyama ontvangt naar verluid 50,000 yen per bladzijde. Uitgevers kunnen miljoenen yen binnenharken als 1 van hun mangas een succes wordt, zoals met Takeuchi Naoko's Sailor Moon, dat de oplage van Nakayoshi magazine verdubbelde na enkele maanden. Zelf de meest succesvolle mangaka onderhouden meestal een eerder informele relatie met hun uitgever, bijvoorbeeld betaalde Shougakukan in 1993 een getrouwheidspremie van 7 miljoen yen aan Takahashi Rumiko.
De manga markt in japan is enorm, de omzet in 1992 was 540.000.000.000 yen, of 23% van de totale boeken en tijdschriften verkoop. Manga bevinden zich echter in de laagste prijsklasse, als we kijken naar het aantal verkochte exemplaren, komen we dichter bij 38%. Verkoopscijfers voor manga magazines zijn astronomisch. Het populaire Shounen Janpu (jump) bijvoorbeeld verkoopt wekelijks 5-6 miljoen exemplaren, voornamelijk aan de leeftijdsgroep tussen 12 en 20. Ter vergelijking, in de VS, met twee keer zoveel inwoners, heeft Times magazine een oplage van 4 miljoen, en People magazine 3 miljoen.
Het volume van de markt is groot, maar de winstmarge is echter laag. De meeste manga magazines hebben 300-400 bladzijden en verkopen voor 200yen. Reklameinhoud is gering, en onverkochte exemplaren (meestal 15-20%) worden teruggenomen. De echte winst in de manga markt komt van tankoubon, of verzamelingen van een reeks in boekvorm. Manga magazines worden gedrukt op papier van zeer lage kwaliteit, dat na enkele maanden verkleurt en uiteenvalt. De tankoubon is een kwaliteitsdruk voor de verzamelaar of trouwe lezer. Een tankoubon bevat meestal 150-220 bladzijden, 10 of 15 episodes van een reeks, en kost ongeveer 500yen, maar omdat de inhoud gerecycleerd is, zijn de winstmarges hoog. Een wekelijks magazine bevat genoeg materiaal voor 4 of 5 tankoubon per maand. Ook de mangaka zijn vooral van de verkoop van tankoubon afhankelijk voor hun inkomsten. Ook voor tankoubon zijn de oplagen groot, volume 8 van de populaire reeks BeBop High School bijvoorbeeld had een eerste druk van 2360000 exemplaren. Vergelijk met de 100000 exemplaren grens voor een bestseller in de normale boekenmarkt. De tankoubon markt is nagenoeg volledig in handen van de 5 grootste uitgevers, Shuueisha, Shougakukan, Koudansha, Hakusensha en Futabasha.
Voorbeeld van de typische inhoud van een manga tijdschrift:
Shounen Jump (Shuueisha), nummer van 9 augustus 1993.
Prijs: 220 yen.
Op 446 bladzijden:
-
19 verhalen.
-
45 bladzijden promotie voor andere Shuueisha publikaties.
-
16 bladzijden publiciteit voor schoonheidsprodukten, films, videospelen, horloges, gitaren, body building toestellen en frisdranken.
In 1992 waren de aantallen voor de meest verkochte seinen (jeugd) mangas:
Rang |
Titel |
Volumes |
Verkochte exemplaren |
1 |
Golgo 13 |
1 - 86 |
59,000,000 |
2 |
Oishinbo |
1 - 38 |
57,000,000 |
3 |
YAWARA! |
1 - 26 |
32,000,000 |
3 |
Be Bop High School |
1 - 21 |
32,000,000 |
5 |
The Silent Service |
1 - 17 |
15,000,000 |
6 |
Kachou Shima Kousaku |
1 - 17 |
13,000,000 |
6 |
3 x 3 Eyes |
1 - 13 |
13,000,000 |
8 |
Crayon Shinchan |
1 - 5 |
9,000,000 |
8 |
Shonen Ashibe |
1 - 6 |
5.000,000 |
10 |
AKIRA |
1 - 6 |
3,900,000 |
Maku no uchi bentou
Een maku no uchi bentou is een populaire doos-lunch die een gevarieerde selectie bevat zoals vis, kip, groenten, pickels, enz., samen met het hoofdbestanddeel, rijst. Uitgevers vergelijken hun magazines vaak met een bentou: er is een varieteit van reeksen om verschillende smaken aan te spreken, en ook al houden sommige mensen niet van wortels, ze worden toch toegevoegd om kleur te geven aan het geheel. Het belangrijkste bestanddeel is echter rijst, het deel dat iedereen aanspreekt. Een magazine moet minstens 3 rijst verhalen, zoals Rumiko Takahashis Ranma ½, bevatten in elk nummer. Als er maar 1 rijst serie instaat, zullen de mensen dit al staande lezen in de winkel (deze praktijk heet tachi yomi) in plaats van het tijdschrift te kopen. Vele magazines bevatten invulkaarten waarop de lezers de verhalen in het tijdschrift kunnen evalueren. Een nieuwe reeks krijgt typisch 10 weken om een gunstige respons te krijgen, of ze vliegt eruit. Om te overleven in de zeer competitieve manga markt moeten de mangaka in nauw kontakt blijven met de publieke opinie. Hierdoor openen manga een uniek venster op de japanse populaire kultuur.
Anime
Anime (van het engels animation) is de Japanse naam voor tekenfilms. De eerste Japanse animatie werd gemaakt door hobbyisten rond 1917. Belangrijke animators uit de stomme-film periode waren Oten Shimokawa, Junichi Kouchi, Seitaro Kitayama, Sanae Yamamoto (oudste nog bestaande anime, 1924), Yasuji Murata, en de meester van papieren silhouet animatie, Noboru Ofuji.
Tot ongeveer 1930 bestond de meeste anime uit oosterse volksverhalen. De invloed van het toenemend militarisme door de opgelegde militaire censuur na 1937 leidde tot militaire propaganda tekenfilms, gericht naar kinderen. Ironisch genoeg waren deze van hoge kwaliteit, gemaakt in de eerste Japanse proffesionele studios.
Momotaro Umi no Shimpei (Momotaro's Gezegende Zee Krijgers) toonde de keizerlijke zeemacht als dappere en schattige teddybeer-achtige diertjes die Indonesië en Maleisië gingen bevrijden van de belachelijke, laffe buitenlandse duivels (de geallieerde troepen). Momotaro is de naam van een jonge held uit een aantal volksverhalen. Dit was mogelijk de best afgewerkte animatiefilm van die tijd. Het einde toont kinderen die parachutistje spelen op een getekende omtrek van de Verenigde Staten, maar de film was pas klaar in april 1945, amper enkele maanden voor de Japanse nederlaag.
Na de oorlog werd animatie terug het domein van de prive knutselaar. Deze konden echter totaal niet concurreren met de Amerikaanse produkten, die door de bezettingsmacht werden ingevoerd. Hierdoor verliep de ontwikkeling van Japanse animatie traag, de eerste tekenfilm in kleur kwam pas uit in 1955. Hoewel individuele animators nooit verdwenen in Japan (zoals Yoji Kuri, wiens minutenlange filmpjes regelmatig verschenen op internationale film festivals in de jaren 60 en 70), was het duidelijk dat de toekomst lag bij studios in Amerikaanse stijl.
De eerste succesvolle studio was Toei Animation Co. opgericht in 1956. Toei's eerste produkten volgden de Disney formule, elk jaar een nieuwe tekenfilm, gebaseerd op Oosterse sprookjes. Enkele van deze eerste films werden uitgevoerd, maar er was amper interesse voor in het westen. De tweede film, Alakazam de Grote (1960), had een onverwacht gevolg. Deze film baseerde zich op de stripversie van Osamu Tezuka van dit oude Chinese sprookje. Tezukas advies werd gevraagd en hij raakte betrokken in de produktie. Dit bracht hem ertoe zijn aandacht te verleggen van stripverhalen naar animatie.
Iets vroeger waren de eerste Hanna-Barbera TV-cartoons uitgekomen, goedkope produkties die gebruik maakten van beperkte animatie (type the Flintstones). Tezuka was overtuigd dat hij ook zulke animatie kon produceren voor de toen nieuwe TV markt, gebaseerd op zijn populaire manga.
Tezuka organiseerde de eerste TV animatie studio, Mushi Productions. De eerste wekelijkse tekenfilm was een aanpassing van Tetsuwan Atomu, die startte op nieuwjaar 1963. Het was zo een succes dat tegen het einde van dat jaar 3 nieuwe TV animatiestudios waren ontstaan, en Toei een TV afdeling geopend had. Tegen het einde van de jaren 60 was TV science fiction en avontuur zo populair dat Toei zulke films begon af te wisselen met de traditionele sprookjes. Tetsuwan Atomu werd uitgezonden in Amerika in 1963 en was erg populair, maar de TV stations kloegen over het geweld, en dat iemand zou kunnen sterven in het verhaal. Volgens Amerikaanse normen is sterven een veel te ingewikkeld begrip voor kinderen (het sprak vanzelf dat een tekenfilm alleen voor kinderen bedoeld kon zijn) en de laatste aflevering werd in Amerika nooit uitgezonden.
De Amerikaanse zender NBC wenste na dit succes met Dr. Tezuka samen te werken aan een nieuwe serie, gebaseerd op zij Jungaru Taitei. NBC wilde echter alleen een wekelijks tekenfilmpje over een wit leeuwenjong, niet de visie van Tezuka. Volgens het voorstel van NBC moest Kimba een leeuwejong blijven gedurende de hele serie (hij mocht niet opgroeien, wat eigenlijk het onderwerp van het verhaal was), geweld moest tot een minimum beperkt worden, elke aflevering moest een apart verhaaltje vormen, en uiteraard mocht Simba niet sterven op het einde zoals in de manga. Simba werd dus een soort Superleeuwejong. Dit was onaanvaardbaar voor Tezuka, en uiteindelijk werd een compromis gesloten: als de eerste 52 afleveringen succes hadden zou NBC een vervolg laten maken met een volwassen leeuw, in overeenstemming met de visie van Tezuka. De serie was een succes in Japan en in Amerika. Tezuka wist binnen de opgelegde beperkingen toch een doorlopend verhaal te vertellen, gespreid over de afzonderlijke afleveringen, en enkele dramatische overlijdens binnen te smokkelen.
Televisie animatie was nergens zo populair als in Japan, voornamelijk door de invloed van Tezuka. Hijzelf maakte enkele subtiele films voor de cinema, waaronder 1001 Nachten (1969, vrij trouw aan het origineel) en Cleopatra (1970, een humoristisch tijdreis-verhaal). Tegen 1970 brachten studios zoals TCJ (Television Corporation of Japan), Tatsunoko Production Co., Tokyo Movie Shinsha (TMS), en Nippon Animation anime mysteriedramas, anime soap opera en westerse literaire klassiekers uit zoals Heidi en het dagboek van Anne Frank.
In de jaren 70 werd anime beheerst door het Mecha genre (grote robotten). De meeste van deze verhalen draaien rond een mechanische krijger, bestuurd door (bijna altijd) een tiener om de aarde te beschermen tegen ruimtewezens. Dit genre combineerde de dramatische aspecten van geharnaste ridders die draken bestrijden met gevechtspiloten in luchtgevechten met vijandige legers, en diende tegelijk als promotie voor speelgoed. Tegen 1980 waren al meer dan 40 verschillende mecha-anime series gemaakt.
Een vermeldenswaardige reeks was Kagaku Ninja Tai Gatchaman, de avonturen van 5 tieners die de aarde beschermen tegen een groep milieuterroristen. Deze reeks was de eerste van het sentai (werkgroep) genre dat later zo populair zou worden, en naar het westen overwaaide onder de vorm van X-men en Power Rangers.
De meest invloedrijke animator van deze periode was Reiji Matsumoto. Oorlogsruimteschip Yamato (1974) was een soort gecorrigeerde herhaling van de tweede wereldoorlog, waarin het verenigde aarde leger van planeet naar planeet vecht tegen de Gamilon veroveraars. Andere van zijn series, gebaseerd op zijn stripverhalen, waren Ruimtepiraat kapitein Harlock, Galaxy Express 999 en Konigin van 1000 jaar. Matsumoto Reiji is vooral bekend voor zijn spectasculaire machines en mecha, en zijn in vergelijking eerder slordig getekende personnages. De stijl van zijn verhalen is donker en dreigend, met complexe karakters die vaak voor moeilijke morele keuzes staan.
Voor bijna 20 jaar werd anime beheerst door TV produkties. Dit veranderde toen twee vrienden, Hayao Miyazaki en Isao Takahata, samen Studio Ghibli oprichtten en een reeks prachtige en succesvolle films voor cinema uitbrachtten, waaronder Nausicaä (1984), Laputa: kasteel in de wolken (1986), Mijn buur Totoro (1988), Kiki's besteldienst (1989) Het paarse varken (1992), Graf van de vuurvliegen (1988), Herinnering (1991) en Pom Poko (1994). Vele van deze films waren Japans grootste kaskrakers aller tijden, animatie of live.
Myazaki wordt vaak de Japanse Walt Disney genoemd, hoewel hij zelf deze vergelijking verwerpt. Ondanks zijn drukke agenda als filmproducent, tekent hij ook de zeer populaire manga Kaze no tani no Naussicaa. Zijn verfilming van de eerste delen van deze manga wordt door sommigen beschouwd als de beste tekenfilm ooit gemaakt.
Myazakis films zijn verplicht studiemateriaal voor beginnende animators bij de Disney studios. Tot voor kort waren zijn films nauwelijks gekend in het westen. Myazaki gaf geen toestemming meer tot vertalingen, na slechte ervaringen met Naussicaa (een vierde van de film was weggeknipt in de engelse versie!). Op het moment van dit schrijven is er echter sprake van een akkoord met Disney voor vertaling en distributie in het westen, en als alles goed gaat zullen we binnen enige tijd Totoro en Kiki te zien krijgen.
De films van Isao Takahata zijn over het algemeen soberder en ernstiger dan het werk van Myazaki. Zijn Hotaru no Haka (graf van de vuurvliegen) is een emotioneel aangrijpend verhaal over een tiener die vergeefs probeert voor zichzelf en zijn 4 jaar oude zusje te zorgen in een door bombardementen verwoeste stad. Dit is een goed voorbeeld van hoe met animatie een film gemaakt kan worden die haast onmogelijk te doen zou zijn met akteurs.
Een tweede grote verandering van de jaren 80 was de opkomst van de home video markt. Vanaf 1984 werden anime gemaakt uitsluitend voor video, de OVA, Originele Video Anime. De kwaliteit ligt meestal tussen de TV serie en de cinema-film. De duur kan gaan van 40 minuten tot 2 uur, en een OVA kan onafhankelijk zijn of deel uitmaken van een serie van 2 tot 10 videos. Een groot deel van de OVAs zijn brol, en omdat de markt niet onderworpen is aan de TV standaarden, bevat ze enkele beruchte voorbeelden van geweld, gruwel en pornografie. Aan de andere kant zijn sommige titels briljant en vernieuwend.
OVA titels vormen het grootste deel van de anime die in het westen verkrijgbaar is, omdat de licenties goedkoper zijn dan voor series en cinema films, en ook omdat enkele van de grootste verdelers, zoals Manga Entertainment, Ltd. zich (helaas) voornamelijk toespitsen op de meest onsmakelijke titels (Urotsukidoji, Blue Seed, Tokyo Babylon e.d.). Dit laatste is mede verantwoordelijk voor de ongegronde reputatie van anime, als zou het voornamelijk bestaan uit gruwel, geweld en sex. Manga Entertainment in het bijzonder heeft een reputatie voor het opzettelijk aanpassen van de vertalingen (meer lelijke woorden) om een niet geschikt voor kinderen label te bekomen, als een soort promotiemiddel.
De jaren 80 worden in het algemeen beschouwd als de gouden jaren voor anime, toen de grootste verscheidenheid aan produkten werd gemaakt, en de industrie over veel geld beschikte. Het einde van de Matsumoto dominantie werd ingeluid door de vrouwelijke mangaka Takahashi Rumiko.
Haar Urusei Yatsura (1981) verpletterde de competitie, en maakte haar tegelijk multimiljonnair. Dit is het verhaal van de zoveelste buitenaardse invasie van de aarde. Buitenaardse wezens in de vorm van Japanse duivels (Oni's) willen de aarde veroveren. Urusei Yatsura werd opgevolgd door Maison Ikkoku, een totaal verschillend verhaal dat echter even veel succes had. Dit was weer een TV reeks waarvan de afleveringen een doorlopend verhaal vertelden. Haar volgende succes was Ranma ½, dat weer totaal verschilde van Urusei Yatsura en Maison Ikkoku. Deze reeks eindigde enige tijd geleden, en velen vragen zich af wat Rumiko nu weer zal bedenken. Ranma nibun no ichi is het verhaal van de 15jarige krijgskunstenaar Ranma Saotome die ooit in een betoverde plas viel (schuld van zijn vader). Sindsdien verandert hij in een meisje bij elk kontakt met koud water (warm water herstelt zijn ware gedaante). De overvloed aan bizarre gevechten in dit verhaal was mogelijk een gevolg van het succes van Dragonball, een reeks uit dezelfde periode.
Dragonball en de latere vorm Dragonball Z begon als manga van Toriyama Akira. Het hoofdpersonnage Son Gokuu is bovenmenselijk sterk, en bovenmenselijk naief. Het succes van Dragonball in Japan was te danken aan de overvloed aan toilethumor, bloot en ongelooflijk flauwe woordspelingen. De wereld van Toriyama is een hallucinant mengsel van technologie (magische capsules, tijdmachines), een vreemde dierentuin (teddyberen, draken, dinosaurussen) en elementen uit Chinese mythologie. Nadat het hoofdpersonnage Son Gokuu opgroeit en kinderen krijgt, verschuift de aandacht enigszins van de zieke grappen naar de vechtpartijen. Er zitten wel een aantal positieve ouder-kind relaties in het verhaal.
Tegen het einde van de jaren 80 begon de markt achteruit te gaan, en er werd massaal overgeschakeld op OVA produktie, waar een vergelijkbare winst kon gemaakt worden voor een fraktie van de kosten van een cinema-film. De eerste OVAs zoals Megazone 23 hadden een normale duur, maar later werden meer en meer kortere (40 min) films op OVA uitgebracht. Het prachtige animatiewerk zoals in Ken Ichi Sonodas Bubblegum Crisis bleef echter verkopen.
Voor een tijd was er bijna geen enkele grote animefilm voor de cinema meer, buiten het werk van Studio Ghibli en de kaskraker Akira. De markt was verzadigd, er was niets speciaals op TV. Een nieuwe studio, Gainax, maakte toen enkele van de meest gedenkwaardige films, van hoge technische kwaliteit, waaronder Honneamisu no Tsubasa en Otaku no Video. Door gebrekkig beheer maakte Gainax echter slechts een fraktie van de winst die ze verdienden met deze fims, en ze keerden zich naar de TV serie produktie. Hun TV reeks Nadia was een geweldig succes in 1991, eerder verrassend door de zeer sterke ecologische boodschap. Nadia wist zelfs de plaats van meest geliefde anime karakter te veroveren op Naussicaa.
Na de eerder luchtige reeks Nadia ging Gainax opniew de ernstige toer op met de zeer gedurfde televisiereeks Shinseiki Evangelion, waarin op interessante wijze de christelijke bijbel onder handen genomen wordt. De hele serie loopt over van diepe symboliek, en parate kennis van de Qabalah, Freud, Jung en Shopenhauer is haast onmisbaar om alle verwijzingen te snappen. Weliswaar zijn er ook enge buitenaardse wezens, mecha en 14-jarige meisjes (opm. 14 is de meerderjarigheids leeftijd in Japan), dus misschien heeft het verband tussen de karakterontwikkeling van hoofdpersonnage Shinji en de vooruitgang van de ziel langs de Sefiroth niet zoveel belang voor de doorsnee kijker. Ook voor deze reeks, nog maar net beeindigd in Japan, was de marketing van Gainax onvoorstelbaar slecht georganiseerd. Posters, poppetjes, schaalmodellen, brooddozen en kleurboeken kwamen pas op de markt nadat de populariteit van de reeks angstaanjagende proporties begon aan te nemen. De serie werd ook gevolgd door een plotse interesse voor bijbelse mythologie en de Dode Zee rollen in Japan.
Verschillen met westerse animatie
Hier zouden dezelfde punten als voor manga kunnen herhaald worden. Anime is niet noodzakelijk beter dan alle westerse animatie, maar wel verschillend, zowel in tekenstijl als onderwerpen. Bovendien wordt er enorm veel van geproduceerd, waardoor het bijna natuurlijk is dat de beste anime van hoge kwaliteit is. Men kan natuurlijk niet een TV serie uit 1980 vergelijken met bv. een Disneyfilm uit 1997. De Japanse TV series zijn over het algemeen wel iets interessanter dan westerse tekenfilmseries uit dezelfde periode (herinnert iemand zich Tarzan, G.I. Joe, Scooby Doo, Transformers, Masters of the Universe en dergelijke?), voornamelijk omdat ze gericht waren op een groter publiek en op een grotere populariteit konden rekenen. In tegenstelling tot de manga markt zijn anime wel iets meer gericht op een jonger publiek.
Een verschil dat snel opvalt is dat Japanse animatie een andere standaard beeldsnelheid gebruikt dan Amerikaanse, met minder beeldjes per seconde. Deze standaard is historisch gegroeid, en geeft een ietwat schokkerig beeld in vergelijking met animatie van de Disney studios. Voor prestigieuze, op de bioscoopmarkt gerichte produkties wordt tegenwoordig vaak de Amerikaanse standaard gebruikt.
Iets waar meestal weinig aandacht aan besteed wordt is het geluid van een animatiefilm. Muziek schept de sfeer van een film maar het zijn de stemakteurs of seiyuu die de kritieke rol van menselijke band met het publiek vervullen. In Japan hebben beroemde seiyuu zoals Hayashibara Megumi, Inoue Kikuko en Iwao Junko een eigen sterstatus, vergelijkbaar met bekende akteurs of zangers in de rest van de wereld. Het is wel zo dat voor anime, met uitzondering van de grote films, weinig aandacht besteed wordt aan stemsynchronisatie.
Grote namen uit de muziekwereld hebben aan anime meegewerkt, zoals new age ster Kitaro, Richie Zito en Joey Carbone van de film Flashdance (projekt A-ko), Ryuichi Sakamoto, de componist voor The Last Emperor (Oneamisu no Tsubasa) of Christopher Franke van Tangerine Dream (Tenchi Muyo in Love). De industrie maakt ook beroemdheden, zoals Joe Hisaishi die internationale erkenning kreeg voor zijn muziek bij de films van Hayao Miyazaki, zoals Tenku no Shiro no Laputa en Majo no Takkubin.
Invloeden en Wortels van Anime
Laat ons nu een paar van de invloeden en wortels van anime te bekijken. Hoewel het misschien niet meteen duidelijk is, steunt anime op een rijke basis van Japanse kultuur. De kage-e of schaduwpoppenkast van de 17de eeuw werd reeds vermeld. Animepionier Noboro Ofuji werkte zijn hele leven in silhouette animatie. Zijn voornaamste werk was het 70 minuten durende Shaka no Shogai (Het leven van Buddha, 1961).
Joruri poppentheater is sinds 1909 voornamelijk bekend als bunraku, naar de enige toen overblijvende poppenspelersgroep uit Osaka. In de periode rond 1730 was joruri echter nog meer populair dan kabuki theater, de poppen hadden toen allerlei verfijningen zoals bewegende ogen en vingers. De poppen waren anderhalve meter groot en werden bediend door drie personen. Enkele anime pioniers maakten ook poppenfilms, en jurorupoppen of figuren die erop lijken komen nog regelmatig voor in moderne anime.
De invloed van kabuki is duidelijker. De kabuki acteur was van jongsaf getraind in dans en gebruikte zijn hele lichaam om emoties uit te drukken. Als een anime personnage een speech geeft, neemt het personnage meestal een aantal eigenaardige, overdreven en gestileerde houdingen aan. Dit is een invloed van kabuki. Na de tweede wereldoorlog vonden vele kabuki akteurs trouwens een baan in de filmindustrie. Een andere kabuki invloed in anime is de kimari, op de climax van het kabukispel zal de hoofdrolspeler bevriezen in een dramatische houding onder luid applaus van het publiek. Dit soort poseren is vrij algemeen in anime. De power rangers die vreemde bewegingen maken alvorens zich te transformeren zijn een ander voorbeeld.
Een mogelijk moderne invloed zien we in de rol van de vrouw in anime. Er zijn een groot aantal sterke vrouwelijke personnages in anime, helemaal niet in overeenstemming met de rol van de vrouw in Japan. Ook in de anime produktie spelen (op uitzonderingen na) vrouwen nauwelijks een rol boven het inkleuren van tekeningen. De voorstelling van sterke vrouwen in anime is mogelijk te wijten aan het feit dat Japanse kinderen (die later opgroeien tot animators) hun vader meestal amper kennen. Een doorsnee sarariman staat vroeg op voor de ochtendpendel en komt laat en dronken thuis nadat hij zijn zakenpartners vermaakt heeft in een karaoke.
Uit anime kunnen we met enige zekerheid afleiden dat de meeste animators een zeer slechte tijd hadden op school. In geen enkele andere kunstvorm worden zoveel scholen opgeblazen, platgebrand, vertrappeld door dinosaurussen, opgegeten door ruimtemonsters of op andere spektakulaire manier verwoest.
Anime is ook sterk gekleurd door de Japanse fascinatie voor technologie. Technologie wordt in anime meestal positief bekeken. Een goed voorbeeld is hoe snel atoomenergie een vriendelijk gezicht kreeg met Tetsuwan Atomu. Er is vaak een soort vriendschapsband merkbaar tussen de mecha en de gebruikers. Dit is niet zo vreemd als we rekening houden met het Shinto geloof in kami, en het feit dat in Japan bv. fabrieksrobots meestal een naam krijgen. Japan is trouwens het enige land waar men nog serieus onderzoek doet om robots op twee benen te ontwikkelen.
Een ander terugkerend onderwerp in anime is de vraag wat het betekent om mens te zijn, of machines menselijk kunnen worden en waarom mensen in machines veranderen. Een voorbeeld hiervan is Ghost in the Shell, 1995, gebaseerd op de manga van Masamune Shirow (Appleseed, Orion, Dominion Tank Police). Het verhaal speelt zich af in een toekomst, waarin het heel gewoon is om delen van het lichaam te vervangen door mechanische onderdelen. De hoofdpersoon van het verhaal is Motoko Kusunagi. Zij is een bijna compleet gemechaniseerde mens(?), die werkt voor de SHELL. Deze afdeling van Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt zich voornamelijk bezig met terrorisme- en misdaadbestrijding. Het thema in de anime is: wat is het ik? Wat maakt iedere mens tot wat hij of zij is? In de wereld van GITS wordt die vraag steeds moeilijker door de steeds verder gaande veranderingen aan lichamen en geest: Hele lichamen kunnen met machines gecreëerd worden. Met hardware en software is het mogelijk om steeds complexere machines te bouwen en zelfs geheugens en ervaringen te simuleren. Het verschil tussen mens en machine is in GITS bijna vervaagd..
Anime bevatten dikwijls geesten en monsters uit mythen en legenden, tempels en traditionele religieuze figuren, vaak probleemloos gecombineerd met science fiction.
Eigenaardigheden in Manga en Anime verklaard
Japanse manga worden nog altijd in zwart/wit uitgevoerd. Recent worden soms enkele paginas in kleur toegevoegd aan het begin van een episode. Op een dag was er een tekenaar die geen zin meer had om voor alle figuurtjes het haar met zwarte inkt op te vullen, en hij tekende alleen de omtrek van het haar. Deze gewoonte verspreidde zich. De Japanse lezers begrepen de bedoeling, maar voor westerslingen lijkt het alsof deze personnages blond zijn. De trend sloeg over naar anime, en sommige animators begonnen het haar van hun personnages op te vullen met kleuren die overeenstemmen met hun karakter, deels omdat ze zo gemakkelijker te herkennen zijn. Sommigen hebben gespeculeerd dat de Japanse animators een onbewuste drang hebben om er westers uit te zien. Ik ken echter weinig westerlingen met groen, paars of blauw haar. We kunnen evengoed veronderstellen dat Belgische striptekenaars dromen van een reusachtige neus
Zoals alle Japanse boeken bladeren manga andersom, en het verhaal loopt van rechts naar links. Dit verklaart waarom vertaalde manga vaak in spiegelbeeld gedrukt zijn.
In de meeste Japanse scholen is nog altijd een schooluniform verplicht. Schoolleven is vrij strikt, er zijn (uitzonderlijke, maar toch) gevallen van kinderen die gewond of doodgeslagen werden door leerkrachten als tuchtmaatregel. Het meest populaire schooluniform in anime en manga is momenteel het matrozenpakje voor de meisjes, blauw met witte boorden of wit met blauwe boorden, en voor jongens een donkerblauwe quasi-militaire vest met opstaande kraag en goudkleurige knopen.
Soms verandert in een anime of manga een personnage tijdelijk in een snoezige versie van zichzelf, alsof hij 5 jaar oud is, met een groot hoofd en klein lichaam, en weinig detail (chibi-stijl, chan-stijl, of Super-Deformed stijl) Dit wordt meestal gedaan voor het komisch effekt.
In anime, ook die voor kinderen, komt vaak bloot voor. Dit is meestal totaal onschuldig, zoals wanneer mensen gebruik maken van een publiek bad, nog altijd een belangrijke instelling in Japan. We mogen niet vergeten dat men in Japan kleding en naakt niet helemaal op dezelfde manier ziet als bij ons.
Artikel 175 van de Japanse grondwet verbiedt het afbeelden van schaamhaar en genitalia. Dit artikel werd opgelegd door de Amerikaanse bezetter met de bedoeling pornografie te beletten, maar de regel werd letterlijk geinterpreteerd, als alles mag, zolang we geen genitalia tonen, met vaak belachelijke resultaten tot gevolg. De regel wordt meer en meer genegeerd door uitgevers.
In de Japanse populaire kultuur houdt de bloedgroep (ketsuekigata) verband met het karakter. Dit geloof is gebaseerd op onderzoek van een legerarts van 100 jaar geleden, werd populair in de jaren 80, en de bloedgroep maakt sindsdien deel uit van het profiel van een persoon. Zeer kort:
-
A nerveus, introvert, eerlijk, loyaal
-
B optimistisch, avontuurlijk, open
-
AB trots, kieskeurig, diplomatisch
-
O onzeker, emotioneel, workaholic
In het Japans zijn een aantal woorden die een geluidseffekt aanduiden voor iets dat normaal geen geluid maakt, zoals niko voor het geluid van een glimlach, pika voor het geluid van met de ogen te knipperen, en akanbe of beda of be voor het uitsteken van de tong.
Als in anime iemand huilt, zullen ofwel twee watervallen ontstaan uit beide ogen (die soms door anderen in emmers opgevangen worden), ofwel zal een traan in de vorm van een pingpongbal aan een koordje aan elk oog bengelen.
In Japan snuit men nooit zijn neus in het openbaar. In anime zal iemand met slechte opvoeding dan ook vaak een lopende neus hebben of op andere mensen niezen.
Een variant is wanneer iemand slaapt, zullen zeepbellen uit zijn neus lijken te komen.
Als iemand verlegen of bang is, kan een grote zweetdruppel ergens verschijnen, vaak op de achterkant van het hoofd, of bewegend over het gezicht. Als een man een erg aantrekkelijke vrouw ziet, zal hij uit zijn neus beginnen bloeden. Als men ergens over een persoon roddelt, zal deze niezen (dit geloof is afkomstig uit China). Als een personnage gestresseerd is, zal er een vierarmig kruispunt van aders verschijnen, meestal op het voorhoofd.
Een inbreker zal meestal een zakdoek over zijn hoofd hebben, dichtgeknoopt onder zijn neus. De knoop was bedoeld om het geluid van de ademhaling te dempen. In Japan worden geesten vergezeld door flakkerende vlammetjes. In manga en anime wordt een geest soms voorgesteld met een hoofdband waarmee twee brandende kaarsen aan het hoofd gebonden zijn. Traditionele geesten hebben geen voeten.
Soms ziet men libellen, motten, zwarte kraaien of bij uitzondering een eend voorbijvliegen achter het hoofd van iemand die net verrast werd (voornamelijk in de anime City Hunter). Dit vervangt het geluidseffect Shi-n (stilte) in manga. De betekenis is dat er een pijnlijke stilte valt, waar men de motten enz. kan horen voorbijvliegen.
Handgebaren
Wijsvinger en pink uitgestrekt. Wordt meestal gedaan door iemand die net in elkaar geslagen werd. Vermoedelijk een oud verweer tegen kwade geesten.
V teken: als iemand zeer nerveus is, zal hij lachen en dit gebaar maken, ook na een overwinning en om te poseren voor een foto.
Uitgestoken pink: discrete verwijzing naar een vriendin.
Pinken in elkaar haken: gewoonte onder Japanse kinderen, voor het maken van een belofte, gaat gepaard met het zingen van een spreuk die vertaald tot geroeste naalden ingeslikt. Later kan met de pink gewuifd worden om de ander aan de belofte te herinneren.
Wandelen als een Egyptische afbeelding: wordt gedaan als reaktie op een zeer flauwe grap of dwaze opmerking. De mond valt open en de armen worden uitgestoken op Egyptische wijze. Als de grap flauw genoeg is, zullen de figuren ook nog een klein dansje opvoeren.
Vuist omhoog, met de hand op de biceps: dit lijkt op een obsceen westers gebaar, maar in Japan betekent het dat men iets goed kan (sterke spieren laten zien).
De In-Joke
Omdat het tekenen van de vele achtergronden voor anime saai is, zullen animators vaak dwaze dingen toevoegen om hun werk plezieriger te maken, zoals plannen van de USS Enterprise op de computer, niet bestaande merknamen zoals Nissam of Joke Cola, of figuren van de ene reeks die verschijnen in de andere, soms op posters of T-shirts, of gewoon tussen de menigte. Soms verwijst een anime naar zichzelf, zoals Sailor Moon die een Sailor V videospelletje speelt. Vaak komt de naam van de studio of de gebouwen van de studio zelf ook ergens voor. Het meest berucht hiervoor was de anime Da-riti Pe-ru (Dirty Pair). Deze serie zat vol verwijzingen naar vooral Star Trek, maar ook Buck Rogers, Alien, Terminator, de westerns met Clint Eastwood enz.
Terzijde kan opgemerkt worden dat de makers van Star Trek met The Next Generation hebben teruggeslagen: er is haast geen aflevering zonder anime-verwijzing. Enkele voorbeelden: de conferentietafel in Loud As A Whisper draagt de inscripties "Kei" en "Yuri" (hoofdpersonnages van "Dirty Pair"), in The Measure Of A Man worden enkele onderdelen van Data opgesomd, waaronder een "Nausicaan Valve" en "Totoro Interface", als Riker sanbojutsu vecht met zijn vader in The Icarus Factor hangen overal Japanse tekens, waaronder "urusei yatsura", "Kei", "Yuri", "Akira" en "Tonari No Totoro". In Samaritan Snare vertelt Picard over een vechtpartij met "Nausicaans", de geheime Ferengi code in Menage a Troi begint met "Kei Yuri Da-riti ", enz.