Organisatie van Traditionele Japanse krijgskunsten
Een probleem bij de traditionele Japanse krijgskunsten (bugei) is het bepalen wat juist behoort tot een bepaalde school (ryu). In tegenstelling tot andere traditionele scholen zoals theeceremonie (sado), bloemschikken (ikebana) of kalligrafie (shodo), kan de afstamming van bugei scholen meestal moeilijk vastgesteld worden. De relaties tussen opeenvolgende meesters en leerlingen kunnen wel nagegaan worden, maar slechts weinige leerlingen (voor de moderne tijd) leerden van slechts één meester, en nog minder meesters hadden slechts één opvolger. In plaats daarvan splitsen de scholen zich bijna elke generatie verder op. Als gevolg hiervan zijn er nu nog meer dan 700 verschillende scholen van het zwaard (kenjutsu) alleen.
De bugei ryuha ontwikkelden ook niet dezelfde gestruktureerde organisatie als de andere kunsten. In de andere traditionele kunsten ontvangen de beste leerlingen toelatingen om les te geven en eigen takken van de school te openen. Ze krijgen zelf toelating om hun eigen studenten toestemming te geven tot het openen van scholen. De leiders van de takken (natori) vormen de verbinding tussen de studenten en de iemoto, die volledige controle bewaard over de leer van de school en slechts 1 opvolger aanduidt per generatie. De topstudenten die niet verkozen zijn tot opvolger blijven normaal in de organizatie als hoofd van hun vertakkingen.
In de krijgskunsten daarentegen werd de leer volledig doorgegeven, onder de vorm van een getuigschrift, de menkyo kaiden. Letterlijk betekent dit toestemming om de naam van de ryu te gebruiken (menkyo), en dat de houder meester is in de volledige traditie (kaiden). Deze oudleerlingen kunnen hun eigen school openen, en de meester houdt geen bevoegdheid over de volgende generatie studenten van studenten. De nieuwe leraar kon de leer aanpassen als hij dat wou, zijn eigen inzichten of andere stijlen toevoegen. Het was niet ongebruikelijk om dan ook de naam van de stijl te veranderen, zodat een nieuwe ryuha ontstond, onafhankelijk van de meester of zijn andere leerlingen.
Sommige ryuha bewaarden natuurlijk hun grootste geheimen als familiestijl, zodat de volledige leer enkel doorgegeven werd aan familieleden. Niet-familieleden konden bij uitzondering ingewijd worden, en mochten wel les geven, maar in eigen naam geen getuigschriften uitgeven, alleen in naam van de soke.
De voornaamste reden waarom de bugei ryuha het systeem van iemoto/natori niet volgden was politiek. De Daimyo (landheren) en het Shogunaat (de militaire diktatuur) probeerden contact tussen samurai van verschillende domeinen zoveel mogelijk te beperken. Een netwerk van krijgers verspreid over verschillende domeinen maar onder de authoriteit van een enkele iemoto was een gevaar voor de machthebbers, en werd dan ook ontmoedigd door de Daimyo en door shogunale wetten.
In moderne tijden is de organisatie van de koryu (oude stijlen) geëvolueerd in vele richtingen. Sommige zijn totaal niet veranderd, andere hebben het iemoto/natori patroon aangenomen. De status van menkyo kaiden is ook gewijzigd. Waar menkyo vroeger het recht was om de naam van de school te gebruiken in kontakten met derden - zoals duels - en om eigen studenten te certifiëren, is het tegenwoordig in sommige scholen afgezwakt tot een getuigschrift van volledige initiatie in de school (in plaats van meesterschap).
Over het ontstaan van een school wordt meestal een fantastisch verhaal vertelt: de stichter stond voor de één of andere zware uitdaging en trok zich terug in de bergen. Daar ontmoette hij een kami, of een raar oud mannetje, of een tengu (bergduivel), vaak in een droom, die hem een aantal dingen uitleggen, waardoor hij plots tot een geweldig nieuw inzicht komt en een school sticht. Alternatief wordt de afstamming teruggevoerd tot een beroemde krijger uit het verre verleden. In de realiteit is het meer waarschijnlijk dat pas van een stijl of school gesproken werd nadat al een paar generaties verlopen waren sinds de stichter. Het heeft niet veel zin voor je eigen persoonlijke stijl een naam te bedenken en de geschiedenis ervan op te schrijven, alvorens je zeker bent dat er genoeg mensen zijn die jouw stijl willen leren.
In principe was vroeger elke menkyo kaiden gerechtigd de stijl voort te zetten, ook als er geen opvolger was van de soke (bv. als de soke stierf zonder iemand aan te duiden). Traditioneel werd de oudste zoon aangeduid als opvolger, maar bij gebrek aan familie werd in de plaats een talentvolle student aangewezen.
Een voorbeeld van deze punten zien we in de Daito ryu (zie Hajime! nr. 1). Traditioneel wordt het ontstaan van deze stijl toegeschreven aan Minamoto (Genji) Shinra Saburo Yoshimitsu, afstammeling van keizer Seiwa, en jongere broer van Minamoto no Hachiman Taro Yoshiie, die beschouwd wordt als de grootste krijger uit de Japanse geschiedenis.
Takeda Soemon (1758 - 1853), de grootvader van Takeda Sokaku, noemde zijn systeem aiki-in yo-ho (aiki yin yang systeem), en gebruikte als eerste de naam aiki. Hij leerde de kunst aan Saigo Tanomo, een belangrijke samurai van Aizu, omdat zijn eigen zoon meer in Sumo geinteresseerd was. De Aizu samurai waren trouwe aanhangers van de Tokugawa shogun. Takeda Soemon en Saigo Tanomo waren allebei betrokken in de opstand tegen de restoratie van de keizer. Saigo Tanomo, ook bekend als "Chikanori Genzo" of "Hoshina Genshin" (1829-1905), noemde zijn stijl nog steeds Oshiiki Uchi.
De manier waarop Saigo zijn opvolger koos is ook interessant. De Aizu samurai waren verwoede tegenstanders van de Meiji regering, die alle macht naar zich toe trok en de klasse van de samurai wou afschaffen, en vochten mee in de opstand van de samurai tegen de diktatuur van de keizer in 1868.
De volledige familie van Tanomo Saigo; zijn moeder, zijn vrouw en vijf dochters, en 14 andere familieleden, pleegden ritueel zelfmoord toen ze bericht kregen dat hij in de strijd van Shirakawaguchi gesneuveld was. Het bericht was echter een misverstand. Na deze tragedie werkte hij als shinto priester op verschillende plaatsen en adopteerde de talentvolle Shida Shiro. Volgens sommige geruchten zou Shiro een onwettige zoon van Tanomo zijn geweest. Saigo Shiro werd een groot expert in Oshiki uchi.
Shiro vocht later echter in open wedstrijden als judoka voor de geloofwaardigheid van Kodokan judo, de toen nieuwe stijl van Jigoro Kano (1860-1938). Kano stichtte zijn nieuwe stijl in 1882, toen hij amper 22 jaar oud was. Hij had echter een zekere invloed in het Japanse onderwijssysteem, wat hem toeliet Judo in de scholen in te voeren.
Zelf een middelmatig jujutsuka, zocht hij iemand om zijn stijl te promoten. Saigo Shiro (1867 - 1922) versloeg alle tegenstanders met zijn favoriete oshiki-uchi techniek, yama arashi. Hij gebruikte echter nauwelijks Judo technieken in deze wedstrijden. Gekneld tussen de druk van Kano en zijn verplichtingen tegenover zijn pleegvader, gaf hij de openlijke beoefening van beide systemen op, verhuisde naar Nagasaki en oefende Kyudo (boogschieten) tot aan zijn dood. Over zijn leven zijn een reeks films gemaakt met de titel Sugata Sanshiro.
Tanomo Saigo overtuigde toen Sokaku Masayoshi Minamoto Takeda (geen familie. Hij had geen familie meer!) om de stijl over te nemen. Sokaku was een echte vechtersbaas, die duizenden duels uitlokte, vaak met echte zwaarden. Hij deed ook voortdurend aan dojo yaburi (dojo breken), het uitdagen en verslaan van een leraar om zijn studenten af te nemen. Hij moet ongeveer 30.000 leerlingen gehad hebben, een enorm aantal. Hij heeft waarschijnlijk vele wijzigingen aangebracht op basis van zijn enorme ervaring.
Sokaku noemde zijn stijl oorspronkelijk Yawate, maar veranderde later de naam naar Daito ryu.
Tokimune Takeda (1916 - 1993), de zoon van Sokaku Takeda en zijn opvolger, gaf tijdens de ziekte op het eind van zijn leven de leiding over de stijl door aan zijn dochter, die hem op haar beurt doorgaf aan haar schoonbroer, Masanobu Takeda, afstammeling van een broer van Sokaku. Munimitsu Takeda, de jogere broer van Tokimune, maakt echter ook aanspraak op het leiderschap Onder dergelijke omstandigheden is het gebruikelijk dat andere hoge leraren in de stijl zich afscheiden en hun eigen substijl oprichten.
Een ander aspekt van de traditionele scholen is dat ook binnen een bepaalde stijl na verloop van tijd wijzigingen optreden. Soms gaat een deel van de technieken verloren,wat normaal is bij mondelinge overdracht van informatie, andere aanpassingen gebeuren met opzet, zoals het aanpassen van de zwaardkunst tijdens de Edo periode voor toepassing in dagelijkse kleding (suhada kempo) in plaats van in harnas (kachu kempo). Men kan zich afvragen of het verlies van een onderdeel van een ryuha zoals paardrijden of zwemmen in harnas een fundamentele verandering is.
Een ryu is vooral bepaald door een zekere aanpak, een aantal basisprincipes die aan de grondslag liggen van de stijl en zich manifesteren in alle technieken. Terwijl de details kunnen veranderen blijft deze aanpak dezelfde. De meeste ryuha benadrukken dat de onderdelen van hun systeem fundamenteel gelijk zijn, jujutsu is kenjutsu zonder zwaard. Deze geheimen van de stijl (okugi) worden in principe doorgegeven aan de menkyo kaiden houders. Een leerling die nooit heeft geleerd om te paard een rivier door te zwemmen zonder zijn boog en pijlen nat te maken, maar wel is ingewijd in de okugi, heeft geen onvervangbare elementen van zijn stijl gemist. Als echter de okugi van een stijl verloren gaan, blijven enkel nog lege technieken over.