Pankration
De Oude Grieken zijn altijd beroemd geweest voor hun militaire en atletische prestaties. Het was de Griekse soldaat en atleet die als standaard diende waar de rest van de westerse wereld zich gedurende eeuwen aan spiegelde. Er bestaat weinig twijfel over de grote bijdrage van de Grieken aan de ontwikkeling van de krijgskunsten. Zowel oosterse als westerse krijgskunsten vinden hun oorsprong in de antieke Griekse training.
Meer dan 2000 jaar geleden ontwikkelden de Oude Grieken de complete, effectieve kunst Pankration, afgeleid van de woorden pan en kratos kan dit vertaald worden als alle krachten. Het werd een Olympische sport in de Olympische spelen van 648 V.C., waarna pankration al snel een van de meest populaire maar veeleisende sporten werd. Het vereiste integratie van all lichamelijke en geestelijke vermogens en was de beste benadering van een ongewapend competitiegevecht zonder regels dat ooit door een beschaving getolereerd werd. Enkel bijten en ogen uitsteken was verboden, en in de lokale spelen van Sparta was ook dit toegelaten. De technieken waren een combinatie van Helleens boksen en worstelen; met hooks en uppercuts, ellebogen en knieen, krachtige stampen en beenvegen, gewrichtsklemmen en talrijke wurggrepen.
Pankration gevechten waren vrij brutaal en soms levensgevaarlijk. Er waren geen gewichtsklassen en geen tijdslimieten. De ring of arena was klein, ongeveer 3 meter, om close-quarter technieken aan te moedigen. Scheidsrechters gewapend met knuppels dwongen de regels tegen bijten en krabben af. Overtredingen waren frequent, en gebeurden voornamelijk wanneer een deelnemer realiseerde dat hij op het punt stond te verliezen of gewond te raken. De wedstrijd werd pas onderbroken wanneer een deelnemer opgaf, het bewustzijn verloor of gedood werd.
Knockouts kwamen veel voor, maar de meeste wedstrijden werden beslist met worsteltechnieken. Verwurging was de meest voorkomende doodsoorzaak. Een vechter deed er best aan snel zijn hand op te steken (teken van overgave) indien zijn tegenstander zijn nek in een stevige wurggreep kreeg.
De prestaties van de antieke pankratiasten werden legendarisch. De kampioenen en meesters werden beschouwd als onoverwinnelijke helden. Arrichion, Dioxxipus en Polydamos versloegen meerdere gewapende tegenstanders in gevechten op leven en dood, en worstelden met leeuwen omdat menselijke tegenstanders geen echte uitdaging meer vormden. Vertoningen van bovenmenselijke krachten waren schering en inslag. De beoefenaars demonstreerden hun beheersing van pneuma (innerlijke kracht) door planken en stenen te breken en met blote handen en voeten oorlogsschilden te doorboren.
De Romeinen namen Pankration over voor hun spelen, maar hun wijzigingen maakten van de sport een louter bloedspektakel, zoals in Rome de norm was. De vechters werden gewapend met een caestus, een verzwaarde handschoen met stekels, waardoor dodelijke slagen het hoofdbestanddeel werden van de gevechten. Hierdoor ging de esthetische waarde verloren die de Grieken zo bewonderden in hun atleten, en slechts weinige Griekse pankratiasten namen deel aan de barbaarse gladiatorenspelen van Rome, hoewel velen ongetwijfeld wel aangetrokken werden door het hogere prijzengeld en de hogere posities in het machtige Romeinse rijk.
Pankration was de basis van de militaire training voor de Griekse krijgers die onder Alexander de Grote India veroverden in 326 V.C. De invloed van de Grieken is tot op heden nog te zien in delen van Azië. De kukhri bijvoorbeeld, het karakteristieke wapen van de Ghurkas, lijkt als twee druppels water op de Griekse khopis (op zijn beurt afgeleid van de Egyptische khops) waar de soldaten van Alexander mee uitgerust waren. Velen geloven dat door de invasie van Alexander ook de technieken van Pankration via India in Azië werden verspreid, en daar later evolueerden tot kung fu, karate en jujutsu.