Shaolin Gung Fu
Eli Steenput
Volgens de geschiedenis begon het Shaolin klooster zich met krijgskunsten bezig te houden na de aankomst van de Indische monnik Bodhidharma (Tamo) in de 6de eeuw. Daarna groeide de Shaolin priesterorde, verspreidde zich met 5 tempels over China en ontwikkelde de gevechtsstijlen die de basis vormen voor de meeste Chinese krijgskunsten.
Kung fu, ook geschreven als gung fu of gong fu, is een algemene term voor krijgskunsten uit China. Direct vertaald betekent het "hard werk" of "training". Shaolin is een onderdeel van Kung Fu dat bestudeerd werd in tempels tussen de jaren 500 en de vernietiging van de tempels in de vroege jaren 1920.
De verschillende spellingen zijn een gevolg van verschillende romanisatie systemen. In de vroeger algemene Wade-Giles spelling werd een Chinese "G" klank geschreven als K, en de Chinese "K" als K'. Dus als kung fu met een k zou moeten uitgesproken worden, zou het geschreven zijn als "k'ung fu." Toen Bruce Lee zijn krijgskunst introduceerde in Amerika, schreef hij "gung fu".s De officiele Chinese pinyin romanisatie is gong fu.
In de "Kung Fu" TV series van Warner Brothers (1971-1977), was zwarte kraanvogel of Chin Na (David Chow als technisch adviseur) te zien in de vroege afleveringen en bidsprinkhaan (Kam Yuen als technisch adviseur) in de latere, allebei Shaolin Gung Fu stijlen. De filosofie was in de serie min of meer correct weergegeven. De recente "Kung Fu: The Legend Continues" (1992--) gebruikt een mengelmoes van verschillende stijlen, de meeste blijkbaar uitgevonden voor een bepaalde episode
Gung Fu heeft zowel harde als zachte stijlen. Alle stijlen bevatten worpen, klemmen en wapens. Gung fu stijlen zijn veel breder en complexer dan de meeste andere populaire krijgskunsten. Vergelijkbare niet-Chinese stijlen zijn Jiu Jitsu (Japan) en Hapkido (Korea).
Gung fu wordt vaak onderverdeeld in noordelijke en zuidelijke stijlen. Er zijn geen algemeen geldige verschillen. Noordelijke stijlen zijn typisch meer op voet- en beentechnieken gericht dan zuidelijke, maar er zijn vele uitzonderingen. Zuidelijke witte kraanvogel is bijvoorbeeld veel akrobatischer, vliegend, en trap-gericht dan de meeste noordelijke stijlen.
De filosofie van Shaolin Gung Fu is een combinatie van Taoisme en Buddhisme. Het hoofddoel is het volgen van de Tao, de weg van de natuur. Alleen op die manier kan de beoefenaar in harmonie treden met het universum en met zichzelf.
Ch'i is een belangrijk begrip in de meeste Aziatische kunsten, krijgskunst of andere. Het is ook gekend als prana (Indie) en ki (Japan), woorden die meestal vertalen naar adem. Simpel beschreven is ch'i de levenskracht, de elektriciteit van levende wezens. Het is dat wat het verschil maakt tussen iets levends en iets levenloos. Dood is een lichaam zonder ch'i. De ontwikkeling van chi is bijna een geloofsartikel van kunsten zoals Draak Gung Fu, Ch'i Gung, en T'ai Chi Ch'uan. Hoewel het moeilijk te definieren, meten en verklaren is, ligt ch'i aan de wortel van alle krijgs- en meditatiekunsten.
In de geschiedenis van Gung Fu hebben vele duizenden stijlen bestaan. We beperken ons hier tot Shaolin Gung Fu. Tijdens het 1500 jaar durende bestaan van de Shaolin tempels, werden vele stijlen van buiten de tempels, zoals ontwikkeld door boeren, familiestijlen (Pai) of Taoistische tempelstijlen op een bepaald moment bestudeerd in de Shaolin tempels.
De Shaolin Tempels waren zoiets als universiteiten, met sterke departementen die krijgskunst bestudeerden. De vraag welke stijl wel of niet een Shaolin stijl was is een kwestie van definitie. We noemen een "Shaolin stijl" een stijl die ontwikkeld is in de tempels, of door meesters die Shaolin monniken waren. Dit omvat Wing Chun (ontwikkeld door twee priesters en een priesteres), en Hung Gar (opgericht door gevluchte Shaolin priesters na de verwoesting van de Honan Tempel in 1780). T'ai Chi Ch'uan, Acht Dronken Onsterfelijken, Choy-Lay-Fut, Pa-Kua, en Arendsklauw zijn dus geen Shaolin stijlen, met uitzondering van Choy-Lay-Fut, bestonden deze al voor de oprichting van de Shaolin orde!
Helaas werden de Shaolin tempels verwoest in 1920. Rond 1950 besliste de Chinese regering de tempel in Honan te restaureren. Hoewel daar nu krijgskunsten beoefend worden, gaat het om voornamelijk Wushu en T'ai Chi Ch'uan. De zogenaamde monniken zijn eerder akteurs in een creatieve historische reconstructie. De tempel is een bloeiend toeristisch trekpleister, met kraampjes waar dim sum en Shaolin Cola verkocht worden. Men kan er Wu Shu leren, maar de authentieke Shaolin stijlen, die sinds 1901 verboden zijn door opeenvolgende Chinese regeringen, zijn opvallend afwezig. De laatste echte Shaolin priesters vluchtten of werden gedood in de periode 1900-1931.
Omschrijving van Shaolin Gung Fu
Gung Fu is geen krijgskunst op zich, maar het omvat de meest effektieve en dodelijke methodes voor zelfbehoud die we kennen. Er zijn meer dan 1000 stijlen van gung fu bekend. Gung fu eist van de beoefenaar een strikte geestelijke en lichamelijke discipline. Gung fu is meer dan vechten, de beoefenaar moet de Tao volgen, de weg, de essentie van de filosofie van de stichters van de kunst.
Krijgskunst Aspecten
De beoefenaar van Gung Fu leerde zich verdedigen in haast onmogelijke situaties na vele jaren van de meest ernstige training. Het was zeer moeilijk om door te dringen tot de kring van ingewijden. Als kinderen moesten de kandidaten voor priesterschap het moeilijkste en vuilste werk doen voor het onderhouden van de tempel. Hun motivatie en vermogen de geheimen van de orde te bewaren werd gedurende vele jaren zwaar op de proef gesteld, alvorens ze toegang kregen tot de hogere aspecten. Maar eens ze aanvaard waren door de oudsten van de tempel, opende een heel nieuwe wereld. De student zou lange uren trainen om zijn lichaam en geest in harmonie te laten werken. Hij leerde de principes van de vechtkunst en van de Tao.
Aanvankelijk leerde men de eerste basisreeks van opgelegde bewegingen die meerdere aanvallen simuleren. Deze werden ingewikkelder naarmate de student vorderde. Na voltooiing van de leertijd, werd de student een discipel, en kreeg onderricht in de hogere aspecten van de kunst en filosofie. Allerlei soorten wapens voor aanval en verdediging werden aangeleerd. De beweging werd gecoordineerd met de ademhaling. De geest werd geoefend door meditatie, en de discipel leerde zijn chi beheersen. Ch'i is een zeer veelzijdig begrip. Het is de kracht die een zwak persoon toelaat stenen te breken met blote handen, of toelaat de bewegingen van de tegenstander aan te voelen in het donker.
Beheersing van ch'i is essentieel in gung fu. Vergelijk de bewegingen van een Karateka en een Gung Fu beoefenaar. De Karateka beweegt beslist, krachtig, elke beweging staat op zichzelf. Hij slaat en stampt in rechte lijnen, en houdt zijn lichaam stijf als een stuk ijzer. De chinese bokser daarentegen is soepel en vloeiend in zijn bewegingen, en laat technieken in elkaar overvloeien. Ch'i beheersing geeft de mogelijkheid tot zulke soepelheid.
Artistieke Aspecten
Zonder twijfel is gung fu een vorm van kunst. Het vereist een enorme achtergrond aan informatie en vaardigheden. De Shaolin priesters waren meesters in geneeskunde, muziek, kunst, wapensmeedkunst, godsdienst, kartografie, talen, geschiedenis, en natuurlijk gung fu. De monnik moest weten hoe, waar en wanneer te vechten, en hoe een konflikt te vermijden.
Er was een soort gradensysteem, beginner, discipel, en meester. De beginner of leerling leerde de beginselen van gung fu. Discipels waren bijna priesters. Meesterschap werd door zeer weinigen bereikt.
Om priester te worden moest de discipel een reeks mondelinge en praktische examens afleggen. Deze werden gevolgd door de tunnelproef. De kandidaat moest een tunnel door, die gevuld was met dodelijke valstrikken. Eens in de tunnel was er geen weg terug. Weinigen begonnen aan deze proef, en nog minder bereikten de buitenwereld aan de andere kant van de tunnel. De laatste hindernis was een urne van meer dan 50 kg, gevuld met brandend ijzervijlsel. Op iedere zijde van de urne stond een embleem, dat verschilde volgens de tempel, meestal een draak en een tijger. De urne moest met de blote voorarmen verwijderd worden. Hierdoor was de priester voor altijd getekend als een Sil Lum monnik.
Vele priesters trokken rond als verplegers en beschermers van de armen. Sommigen keerden terug naar de tempel om les te geven aan de volgende generatie priesters. Toegang tot de tempel gebeurde tussen de leeftijd van 5 en 7 jaar, priesterschap kwam niet voor de leeftijd van 22.
Stijlen
Met een stijl bedoelen we een bepaalde school met eigen trainingsmethodes en eigen voorkeur voor bepaalde technieken voor aanval en verdediging. Er bestaan meer dan 1500 Chinese stijlen, en het onderscheid is soms moeilijk te maken. We maken onderscheid tussen drie klassen: Shaolin tempelstijlen, van tempelstijlen afgeleide stijlen, en familiestijlen (pai). De tempelstijlen zijn de stijlen die algemeen in de tempels geleerd werden. De meeste hiervan bestonden al voor de Shaolin orde. De zuidelijke tempels legden meer nadruk op handtechnieken, terwijl de noordelijke meer stampen en beentechnieken bestudeerden. Bij de noordelijke hebben we noordelijke bidsprinkhaan, zwarte kraanvogel en zwarte tijger, bij de zuidelijke witte kraanvogel, tijger, draak, luipaard, slang en zuidelijke bidsprinkhaan. Voorbeelden van van de tempels afgeleide stijlen zijn Wing Chun en Hung Gar.
Veel van de bewegingen bootsen het gedrag van dieren na. Soms was een systeem speciaal gericht op een bepaald dier. Hierdoor had elk systeem een heel eigen karakter. De meeste stijlen waren echter niet beperkt, noordelijke bidsprinkhaan bv. bevat tijger handtechnieken en aap voettechnieken.
In het algemeen had een stijl een bepaald trainingsdoel. De draakbewegingen ontwikkelden waakzaamheid en concentratie, met nadruk op de controle van de ademhaling. De bewegingen waren lang en vloeiend, en vormden het Shaolin equivalent van t'ai chi of pakua. De tijger bewegingen ontwikkelden de beenderen, spieren en pezen. De uitvoering was het tegenovergestelde van de draak, met korte, krachtige bewegingen. De slang was voor uithouding, en vereiste zeer langzame, diepe ademhaling. De bewegingen benadrukten de vingers. De kraanvogel ontwikkelde beheersing. De nadruk lag op licht, snel voetenwerk en ontwijkende aanvalsbewegingen. De technieken in de stand op 1 been vereisten grote concentratie.
De Shaolin stijlen werden onderverdeeld in lage (basis) en hoge (gevorderde) systemen. In de Honan tempel was de verdeling tijdens de Ch'ing dynastie de volgende. De lage systemen waren choy li fut, kraanvogel, cobra, en tijger. De hoge systemen waren slang, draak, Wing Chun, en bidsprinkhaan. Het belangrijkste onderscheid tussen de lage en de gevorderde systemen was de economie in de bewegingen en de toepassing van ch'i. Alle monniken kregen een gedeeltelijke opleiding in deze systemen, maar het volledige curriculum was beperkt tot de enkelingen die in de tempel bleven na hun wijding tot priester.
Geschiedenis van de Shaolin Tempel
Rond 540 A.D. reisde de Indische Boeddhistische priester Bodhidharma (Tamo in het Chinees) naar China om de keizer te bezoeken. In die tijd had de keizer plaatselijke monniken de opdracht gegeven boeddhistische geschriften te vertalen van Sanskriet naar Chinees. De bedoeling was de bevolking toegang tot deze teksten te verschaffen.
Hoewel dit een nobel projekt was, verweet Tamo de keizer dat hij het Nirvana probeerde te bereiken door anderen goede werken in zijn naam te laten doen, en hij trok naar de tempel waar de monniken bezig waren met de vertalingen.
De tempel was gebouwd op de plaats van een afgebrand bos. Wegens de nieuwe aanplantingen werd de tempel jong bos genoemd (Shaolin in Mandarijns, Sil Lum in Cantonees).
Tamo werd eerst de toegang tot de tempel geweigerd door de abt Fang Chang. Tamo ging in een nabije grot mediteren, tot de monniken zijn religieuze waarde herkenden en hem binnenlieten. Tamo merkte dat de monniken niet erg gezond waren. Het grootste deel van hun tijd zaten ze over tafels gebogen, teksten te vertalen. Hierdoor hadden de monniken niet de conditie om zelf de meest simpele meditatie oefeningen uit te voeren. Tamo leerde hen conditie-oefeningen, afgeleid van hatha en raja yoga, en gebaseerd op de bewegingen van de 18 belangrijkste dieren in de Chinese iconografie (tijger, hert, luipaard, cobra, slang, draak, enz). Dit was het begin van Shaolin Gung Fu.
Het is moeilijk te zeggen wanneer de oefeningen een krijgskunst werden, maar na een tijd werd de Shaolin sekte bekend omwille van de krijgskunst die ze beoefenden. Dit wil niet zeggen dat Tamo de krijgskunsten uitvond, ze bestonden al eeuwen in China. Maar binnen de tempel ontwikkelden zich typische Shaolin stijlen. Omdat Boeddhisme geweldloosheid predikt, is de Shaolin nooit een aanvaller, en zal hij of zij altijd de minst vernietigende technieken verkiezen. De studie van gung fu had tot doel een beter begrip van geweld te vormen, om zo conflict te kunnen vermijden. De monnik beschouwde een aanval als een offerande die hij niet wou aannemen, en daarom teruggaf aan de schenker. Na een tijd werden ook Taoistische elementen opgenomen in de filosofie van Shaolin.
Andere Shaolin tempels ontstonden, naarmate de tempel in Honan herhaald gesloten of aangevallen werd door de keizer of de plaatselijke leiders, die bang waren van de niet altijd neutrale monniken. Gevluchte Shaolin zouden les geven aan andere tempels, en soms werd een nieuwe tempel gebouwd (Fukien, Kwangtung) of een bestaande tempel omgebouwd (Wu-Tang, O Mei Shan). Politiek aktieve monniken (zoals Hung Tze Kwan of de witte wenkbrauwen) waren een eeuwige bron van problemen voor de tempels.
De boksersopstand van 1901 was het begin van het einde voor de Shaolin tempels. China was in die tijd verdeeld in zones die beheerd werden door westerse en Japanse regeringen, een beetje zoals Berlijn na de oorlog op grotere schaal. De keizerlijke familie was een marionet van de britten geworden, voornamelijk door de invoer van opium. De alomtegenwoordige armoede, de afkeer van de buitenlanders en de machteloosheid van de keizerin deed een grote nationalistische volksbeweging ontstaan. Het verjagen van de buitenlanders duurde vele jaren, en tegen het einde van de eerste wereldoorlog was China gewikkeld in een soort feodale burgeroorlog. De nationalisten bevochten de loyalisten, en beide kampen vochten tegen Japan, dat een groot deel van noordelijk China bezette, alsook tegen plaatselijke krijgsheren. Op het einde van de jaren 30 waren de westerse buitenlanders zo goed als verdreven, en de belangrijkste strijdende partijen waren toen de nationalisten en de communisten. Geen van beide vochten voor een zaak waar de Shaolin tempels zich mee konden verenigen. Als gevolg hiervan werden monniken door beide kanten vermoord, en velen vluchtten naar de bergen of het land uit. Alle tempels werden geplunderd en verwoest. O Mei Shan Tempel ("Grote Witte Berg"), in Szechuan Provincie, lag op een bergtop en werd als doel gebruikt voor artillerie-oefeningen door zowel de nationalisten als de communisten. Deze tempel van medische en natuurwetenschap werd door de regering herbouwd in 1970 als hoofdkwartier van het pandareservaat.
De communistische overwinnaars verboden alle religieuze ordes en de beoefening van alle krijgskunsten. Omwille van de nationale behoefte en de historische traditie, werd tenslotte een compromis gesloten door de ontwikkeling van Wu Shu. Deze nationale sport legt vooral de nadruk op lenigheid en akrobatie, maar haast alle krijgskunst-aspekten zijn eruit verwijderd.
Beschrijving van de tempels
De Shaolin orde had 5 belangrijke tempels, hoewel ze haast nooit allemaal tegelijk aktief waren.
Honan: dit is "de" Shaolin tempel, getoond in Chinese kung fu filmen en in de ABC TV-serie "Kung Fu" uit 1970. Deze lokatie in Loyang, een bergdorpje zuidwest van Beijing, werd door de Chinese regering gerestaureerd rond 1970 (deze tempel was al gesloten sinds de bokserrevolutie in 1901, en werd verwoest rond 1920), en is intussen een toeristisch trekpleister. De monniken zijn akteurs in een historische reconstructie, geen leden van een religieuze orde. Men kan in deze tempel thans Wu Shu leren. Honan Tempel was de hoofdzetel van de Shaolin Orde.
Fukien: gebouwd rond dezelfde tijd als Honan Tempel, maar was een gewone Buddhistische tempel tot in de vroege jaren 1600. Deze tempel sloot aan bij de Shaolin orde rond 650. Hij was groter dan de Honan Tempel, en Fukien diende als hoofdkwartier wanneer Honan bedreigd of vernield was. De zuidelijke stijlen van bidsprinkhaan, slang, draak en Wing Chun werden allemaal in Fukien ontwikkeld. De tempel werd platgebrand tijdens de bokserrevolutie, en de resten werden herontdekt in 1981.
Kwangtung: de zuidelijke slangetempel trainde vele grote krijgers. Deze tempel werd in eind 1700 als Shaolin tempel gebouwd, in een berggebied met uitzicht op de zee nabij Shanghai. Deze Cantonese tempel lag dicht bij Fukien, en was de thuis van vele zuidelijke stijlen, waaronder Choy Li Fut en draak. Werd platgeschoten tijdens de burgeroorlog.
Wutang: Tijger tempel nabij het dorp Wutang. Deze tempel lag in een onstabiele regio, en was het meest betrokken bij politieke aktiviteiten, en daardoor bijna konstant belegerd door de ene of andere vijand. Bekende vechtmonniken zoals Bok Lei, Hung Si Kuan, en Bok Mei kwamen uit Wutang, en verhuisden later naar Honan (waardoor ze de Shaolin in de politiek trokken). Zeer oude tempel, sloot aan bij de orde rond 800.
O mei shan: noordelijke kraanvogel tempel, bibliotheek en medische school. Deze tempel lag in een ontoegangkelijk gebied in de Szechuan provincie. De tempel was zeer oud, mogelijk van Taoistische oorsprong, en sloot aan bij de Shaolin orde rond 1500. Was in nauw contact met Tibet. De gebouwen werden beschoten door de legers van zowel Shang Kai Shek als Mao Tze Tung, maar gerestaureerd in de jaren 70. De eerste vier tempels droegen het teken van de tijger en de draak op de linker en rechter voorarm, maar O mei shan had de kraanvogel en de sprinkhaan.