Herhaling van Japanse termen
In sommige Aikido clubs worden veel Japanse termen gebruikt. Dit kan overdonderend lijken voor wie hieraan niet gewoon is. Door combinatie van slechts een paar basiswoorden te onthouden kan men gemakkelijk in 90% van de gevallen begrijpen wat er bedoeld wordt.
Ik zal trachten een zo kort mogelijke lijst van basiswoorden te geven, waarvan de meeste al gekend zijn, en dan aantonen hoe de moeilijker uitdrukkingen kunnen begrepen worden door de basiswoorden te herkennen. De belangrijkste “nieuwe” woorden staan in vet, de minder vaak voorkomende in cursief. Ik zal beginnen met de woorden die iedereen al kent.
sensei: leraar
rei: groet
sensei ni rei: groet naar de leraar
seiza: zitten
yame: stop
katana: zwaard
ai: harmonie
shomen uchi: rechte slag
shomen tsuki: rechte steek of vuistslag
yokomen uchi: slag naar de zijkant van het hoofd (yoko=opzij)
ukemi: val. Letterlijk opvangen (uke) van het lichaam (mi). Uit deze twee kunnen
we halen yoko ukemi: zijlingse val. Hieruit halen we ook uke = degene die de
techniek ontvangt (de aanvaller).
De richtingen zijn:
migi: rechts
hidari: links
mae: voorwaarts, dus mae ukemi = voorwaartse val.
ushiro: achterwaarts, dus ushiro ukemi = achterwaartse val
Neem bijvoorbeeld irimi nage: de worp bij het inkomen. Nage betekent dus worp, of soms de persoon die de worp uitvoert (de partners zijn dus uke en nage). Irimi betekent inkomen, of positief. Dus positieve technieken zijn irimi. Negatieve technieken zijn tenkan (draaiend). Positief en negatief = irimi en tenkan (andere mogelijke naam: omote (voor) en ura (achter)).
Kokyo (van kokyo nage) betekent adem-kracht. Kokyo-ho (kokyo-methode) is de oefening waarbij men met twee op de knieen zit, de ene beide polsen grijpt en de andere hem omver duwt met adem-kracht (zogezegd).
Koshi (van koshi nage) betekent heup.
Waza is techniek. Naga waza: worp technieken, katame waza: klem technieken.
Suwari waza: techniek en op de knieen.
Dan nu een paar min of meer nieuwe woorden:
hanmi: de gevechtshouding (letterlijk: halve stand)
Hieruit kunnen we afleiden:
ai hanmi: harmonische (ai) stand, houding waarbij uke en nage elk dezelfde voet
vooruit hebben (rechts-rechts, links-links).
gyaku hanmi: gespiegelde stand, als uke de rechtervoet vooruit heeft, heeft
nage de linkervoet vooruit. Gyaku betekent ‘omgekeerd’ maar je kan
ook gewoon “ai hanmi en de andere” onthouden.
jodan: hoog
chudan: midden
gedan: laag
Dus jodan tsuki = slag naar het gezicht, chudan tsuki = slag naar de plexus,
gedan tsuki = slag naar de onderbuik
Geri = stamp, dus mae geri = voorwaartse stamp
Tori of dori = vastgrijpen, omknellen
Te = hand, dus te katana = hand zwaard, de open hand gebruikt om mee te slagen
of duwen.
Katate = pols (tekubi of kote (van kote gaeshi) betekenen ook pols)
Kata = shouder
Hiermee kennen we al meteen de meest voorkomende aanvallen:
ai hanmi katate dori: tegenovergestelde pols genomen (let op, wat Theo de tegenovergestelde
pols noemt is in feite dezelfde pols in de Japanse uitdrukking (bv. rechts-rechts),
maar ik gebruik hier de termen van Theo). Gyaku hanmi katate dori is dan dezelfde
pols genomen
kata dori: schouder greep
hiji dori: elleboog greep
sode dori: mouw greep
ryo te dori: twee handen langs voor genomen
ryo kata dori: twee schouders langs voor genomen
idem voor andere combinaties met ryo
Voor grepen langs achter komt er ushiro voor, zoals:
ushiro ryo hiji dori: twee ellebogen langs achter
ushiro ryo kata dori: twee schouders langs achter
ushiro ryote dori: twee handen langs achter
mune dori: ‘borst’ greep, voorslagen genomen
(ushiro) eri dori: kraag/nek greep, kan ook voorslag betekenen
morote (katate) dori: een pols met twee handen genomen
kubi shime: verwurging (letterlijk hals toeknijpen)
Dus verwurging langs achter: ushiro kubi shime, een pols langs achter met verwurging:
ushiro katate dori kubi shime