De invloed van Westers worstelen in Japan
Eli Steenput
Bij de term professioneel worstelen denken de meeste mensen eerst aan belachelijke kostuums, slecht toneelspel en tekenfilmachtige technieken. Het verband met echte krijgskunsten lijkt ver te zoeken. Het worstelen was echter niet altijd een circus zoals vandaag. In het verleden waren er mannen die hun leven wijdden aan de serieuze traditie van het worstelen, en die hierin echte wedstrijden uitvochten. Deze echte worstelaars waren niet bang van iets bij te leren en zochten aktief nieuwe uitdagingen. Het is op deze manier dat Japan zich bewust werd van de Europese tradities.
In 1914 versloeg de toenmalige wereldkampioen (Light Heavyweight klasse) Ad Santel de Japanse 5de dan Judo Tokugoro Ito, in een match met judokledij. Omdat Ito voor de match had beweerd een Japanse Judo kampioen te zijn, beschouwde Santel zichzelf tot wereldkampioen Judo.
Dit ambeteerde blijkbaar de stichter van het Judo, Professor Kano. Kano stuurde een andere uitdager, 4de dan Daisuke Sakai, om Santel een lesje te leren. Santel versloeg echter ook Sakai. De uitdagingen gingen over en weer tot in 1921. In maart daagde Ad Santel de Kodokan uit hem ofwel te verslaan of zijn titel als wereldkampioen Judo te erkennen. In een eerste match versloeg Santel 5de dan Reijiro Nagata met een KO. Santel vocht dan een onbesliste match uit met 5de dan Hikoo Shoji die na 60 minuten gestopt werd. Als gevolg van deze matches raakten de Japanners gefascineerd door de Europese worstelstijl, en bij de eerste gelegenheid trok een groep naar Europa om de technieken te bestuderen.
Twee belangrijke westerse worstelaars hadden een grote invloed in Japan. Lou Thesz wordt door velen als de grootste worstelaar van de eeuw beschouwd. Thesz trainde onder de legendarische George Tragos, Ed "Strangler" Lewis (leraar van Gene LeBell), en Ad Santel en won het wereldkampioenschap zwaargewichten in 1948. Hij was de eerste kampioen zwaargewichten die ooit een voet in Japan zette. De Japanse UWF gebruikt nog altijd de kampioensgordel die door Thesz geschonken werd. De tweede grote worstelaar was Karl Gotch. Karl Gotch trainde in de beruchte "Snake Pit" Billy Riley Gym in Engeland en won enkele grote wedstrijden in Europa alvorens in 1959 te verhuizen naar de VS. In die tijd was worstelen in Amerika echter ontaard tot afgesproken wedstrijden, en Gotch voelde zich er niet op zijn plaats. In Japan werd Karl Gotch echter beschouwd als "de God van Pro-Wrestling".
Deze grote worstelaars waren blij met de waardering die ze kregen in Japan en de interesse voor hun kunst. Gotch gaf zijn methode, ook bekend als "shooting", door aan een groep Japanse worstelaars waaronder Antonio Inoki, Tatsumi Fujinami, Yoshiaki Fujiwara, Satoru Sayama, Masami Soranaka, Nobuhiko Takada en Akira Maeda. De meeste hiervan hadden reeds een achtergrond in verschillende Japanse krijgskunsten. Masami Soranaka trainde karate, kodokan judo en sumo. Yoshiaki Fujiwara was een Muay Thai vechter en zwarte gordel in judo. Satoru Sayama had Muay Thai en Sambo bestudeerd.
Antonio Inoki introduceerde gemengde wedstrijden tegen beoefenaars van andere sporten, waarvan de bekendste waarschijnlijk de Antonio Inoki vs. Muhammad Ali match was.
Anonio Inoki's gemengde matches vormden de aanleiding tot het ontwikkelen van hard worstelen. De matches waren afgesproken maar alle technieken werden met volle kracht aangezet. Deze stijl ziet er zeer realistisch uit voor de leek. Sindsdien is de UWF naar nog realistischer matches geevolueerd, waarbij geregeld tegen boksers of sumotori geworsteld wordt.
Maru, Batsu, Sankaku
Maru, Batsu, en Sankaku worden gebruikt in Japanse scholen om examens te kwoteren. Maru = goed/juist, batsu = slecht/mis, sankaku = gedeeltelijk juist. Maru en batsu kunnen ook gebruikt worden als teken van goedkeuring/afkeuring, eventueel met handgebaren: de armen in een cirkel boven het hoofd voor maru, en de armen in X-vorm gekruist voor batsu