Kanzeon en Aikido

Kanzeon (of Kannon) is de Japanse versie van Guan Shi Yin (of Guan Yin), de Chinese versie van Avalokiteshvara, samen met Amitaba de meest populaire Bodhisattva in Mahayana Boeddhisme.

De specifieke voorstelling op de oude T-shirts van Aikikai Theo Walravens Ternat is wellicht “Guan Shi Yin op de draak” (hoewel het wezen in de tekening meer lijkt op een Kirin met vleugels dan de traditionele zee-draak).

Op basis van oude fotos lijkt dit effektief het eerste logo van de club geweest te zijn:

Om de betekenis te begrijpen van Kanzeon op de draak is een beetje achtergrondinformatie nodig.

Wat is Boeddhisme?

De kern van het Boeddhisme is uitgedrukt in de “vier edele waarheden”:

  1. Er is ontevredenheid en frustratie (vaak vertaald als “lijden”): wat we willen krijgen we niet, wat we krijgen willen we niet, en wat we willen behouden verandert of vergaat.
  2. De oorzaak van deze miserie is dat we de wereld verkeerd begrijpen, dit is waarom we de zaken anders willen dan ze zijn (vaak vertaald als “verlangens”).
  3. Het is mogelijk om een einde te maken aan deze ontevredenheid, als we stoppen met onmogelijke dingen te willen.
  4. De weg hiernaar is om de werkelijkheid te begrijpen zoals ze echt is.

Basispunten van Boeddhistische filosofie

Als gevolg van de vierde edele waarheid heeft het Boeddhisme een zeer diep en systematisch uitgewerkte (en zwaar gedebatteerde) filosofie. Algemeen gesproken gaat de leer uit van een vrij extreem relativisme. Er is niets dat bestaat uit zichzelf, alles is veroorzaakt of beïnvloedt, en verandert of verdwijnt als de oorzaken veranderen of verdwijnen.

Er is niets dat een onveranderlijke essentie bevat, er is dus ook geen echte “zelf” zoals een ziel. Wat we ons “zelf” noemen is een wisselwerking tussen vijf “skandhas” (meestal ongelukkig vertaald als “aggregaten”):

  1. materie/vorm
  2. gewaarwording
  3. perceptie/voorstelling
  4. intenties of gedachten
  5. bewustzijn/aandacht

De absolute werkelijkheid, waarover geen concrete uitspraken mogelijk zijn, is “leeg”. De relatieve werkelijkheid is die waarin we kunnen spreken over alledaagse dingen alsof ze werkelijk bestaan, maar onze concepten hierover zijn slechts conventies of illusies.Het is deze foute voorstelling van de wereld (samsara) die ontevredenheid veroorzaakt, en de bevrijding van foute voorstellingen noemt men nirvana (letterlijk: uitdoven).

Er is echter maar één werkelijkheid, nirvana is dus niet een soort hiernamaals, het is exact dezelfde wereld, enkel ontdaan van foute voorstellingen. Vandaar noemt men nirvana ook “verlichting”; het bekomen van verlichte wijsheid die de wereld begrijpt zoals die is, en daarom vrij is van lijden en haar oorzaken.

De vijf voorschriften

De “5 voorschriften” vormen een goede illustratie van Boeddhistische opvattingen, zeker in vergelijking met bvb de 10 geboden of de 5 pijlers; er wordt geen enkele verplichting opgelegd, zeker niet om iets te geloven of om bepaalde rituele daden te stellen. Er wordt ook niets absoluut verboden.  Er wordt aangeraden om bepaald gedrag te vermijden, niet omdat het “zonde” is, niet eens uit morele overwegingen, maar omdat zulk gedrag een hindernis vormt voor een leven zonder lijden dat de wereld ziet zoals ze is.

  1. vermijd andere wezens te doden of pijn te veroorzaken
  2. vermijd onwaarheid te spreken
  3. vermijd te nemen wat niet gegeven is
  4. vermijd substanties die het verstand benevelen
  5. vermijd misbruik van zintuiglijk genot

Boeddhisme wordt soms omschreven als een “amorele filosofie”, omdat het op zich geen morele leer omvat, en ook geen religieuze doctrine vooropstelt die men verondersteld is te geloven.

De stromingen: Theravada en Mahayana

Boeddhisme is ontstaan in Indië, en nam oorspronkelijk veel kenmerken en ideeën over van het Hindoeïsme. Simplistisch gesteld kan men Theravada omschrijven als de “oude stijl” die nog veel Hindoeïstische kenmerken bewaart, en Mahayana als de “export-versie” die in zekere mate ontdaan is van veel typisch Indische elementen. Theravada volgt de geschriften in het “Pali canon”, de Boeddhistische teksten die neergeschreven werden in Sri Lanka, waar het Boeddhisme recht uit Indie werd ingevoerd, in Pali, een taal verwant met Sanskriet. Mahayana volgt de geschriften van het “Chinese canon” waar het Boeddhisme mogelijk via Tibet en/of Afghanistan verspreid raakte, en bevat boevendien de zogenaamde “Mahayana soetras”, esoterische teksten (Tantra) en verhalen over het leven van de Boeddha die niet erkend worden in Theravada. Er wordt vaak aangenomen dat het Pali canon ouder is, maar van beide canons bestaan oude fragmenten in Sanskriet (er bestaat geen volledige Sanskriet versie meer van de geschriften).

Theravada, karma en wedergeboorte

Het Hindoeïsme gelooft dat alle leven door een  eindeloze cyclus gaat van geboorte, leven, dood en wedergeboorte. Elk levend wezen bezit een “atman”, een deeltje van Brahman – een soort “ziel”. Het is de atman die na de dood verhuist naar een nieuw lichaam. Het nieuwe lichaam kan eender welk levend wezen zijn, zoals een plant, een dier, een mens, een engel, een demon, etc. De wedergeboorte wordt bepaald door het gedrag in het vorige leven – dit noemt men “karma”. Wie een goed leven leidt wordt herboren in een beter lichaam, en omgekeerd. Een atman kan door vele goede levens uiteindelijk “moksha” bereiken, het punt waar de atman voldoende positief karma verzameld heeft en niet meer herboren moet worden, maar kan verenigen met Brahman.

De Theravada traditie is in grote lijnen vergelijkbaar, het richt zich op een ascetische, individuele benadering om nirvana te bereiken door uitroeien van verlangens en terugtrekken uit de wereld. De volgelingen streven ernaar om (na vele levens) een “arahat” te worden, iemand die de bevrijding van de kringloop van wedergeboorte heeft bereikt. Nirvana  heeft in die context quasi dezelfde betekenis als moksha. Dit doel is gereserveerd voor enkelingen, kluizenaars of monniken, en kan slechts na vele levens van inspanning bereikt worden.

Merk op dat de Boeddha zijn volgelingen niet gebood dat ze moesten geloven in wedergeboorte of dat karma werkelijk bestaat en invloed heeft op het volgende leven: dat geloof liet hij van henzelf afhangen. Daden zijn belangrijker dan geloof; als iemand goede daden verricht, maakt het niet uit of wordt geloofd in een volgend leven. Het is wel belangrijk verantwoordelijkheid te nemen voor onze daden. Het volgende vers van Boeddha vat dit samen:

Ik ben de eigenaar van mijn daden,
De erfgenaam van mijn daden,
Geboren door mijn daden,
Gerelateerd aan mijn daden.
En leef ondersteund door mijn daden.
Van elke daad die ik verricht,
Goed of slecht,
Daar ben ik erfgenaam van.


In vele landen waar Boeddhisme zich verspreid heeft bestond reeds een geloof in wedergeboorte. Er is echter een filosofisch probleem: Boeddhisme verwerpt “onveranderlijke essentie” en dus ook het idee van een “atman”. Als een ziel of “zelf” niet bestaat, wat is er dan dat wedergeboren wordt? Dit is een omstreden onderwerp binnen Boeddhisme, maar de argumenten voor wedergeboorte zijn redelijk zwak, zoals “men kan niet bewijzen dat wedergeboorte niet gebeurt” of “het geloof in wedergeboorte bevordert moreel gedrag”.

Het moderne standpunt is dat de vraag feitelijk niets met Boeddhisme te maken heeft, of interpreteert “wedergeboorte” figuurlijk als iets dat ons elk moment overkomt als de illusie van een “zelf” opduikt.

Interessant te vermelden is het standpunt van Dalai Lama Tenzin Gyatso, wiens rang feitelijk gefundeerd was op de veronderstelling dat hij de reïncarnatie was van de vorige Dalai Lama. Hij verklaarde dat geloof in wedergeboorte deel is van de traditie van Tibetaans Boeddhisme, maar dat het “niet essentieel” is, en dat het correct en noodzakelijk zou zijn het geloof in wedergeboorte te laten vallen als bijvoorbeeld de wetenschap ooit zou aantonen dat het onmogelijk is.

Mahayana

De naam Mahayana (ook wel Noordelijk Boeddhisme genoemd) betekent “groot voertuig” (daarom wordt Theravada soms neerbuigend aangeduid als Hinayana of “klein voertuig”) omdat het een universele visie aanneemt, gevestigd in het geloof dat ieder individu een boeddha-natuur bezit en daarom een potentiële Boeddha is. Verder verschilt de visie op de aard van een volledige verlichte Boeddha is. Vanuit het Mahayana standpunt is het ideaal van de Arahat om voor zichzelf de bevrijding te bereiken beperkt, en stelt in plaats daarvan het ideaal van de Bodhisattva, wiens doel is om ALLE levende wezens te bevrijden.

Het beeld dat geschetst wordt is iemand die de staat van Boeddha bereikt, een diepe wijsheid die de oorzaken van lijden volledig begrijpt, en dus zoals een Arahat zou kunnen kiezen voor nirvana, maar uit compassie met het lijden van alle levende wezens besluit om in de wereld te blijven om hen te helpen “tot elke grasspriet de verlichting bereikt heeft”.

Mahayana is dus niet zozeer een aparte organisatie binnen Boeddhisme, maar verschilt vooral op het vlak van innerlijke motivatie.

Mahayana legt minder nadruk dan Theravada op het terugtrekken van de wereld en onderdrukken van verlangens; het verlangen om zich te bevrijden van alle verlangens is immers ook een verlangen, en willen ontsnappen aan alle ontevredenheid is op zich ook een uiting van ontevredenheid met hoe de wereld echt is. De Bodhisattva staat in de wereld, niet erbuiten, en combineert wijsheid met mededogen (karuna). Compassie in het boeddhisme betekent het willen dat anderen vrij zijn van lijden. Deze wens gaat automatisch gepaard met het willen helpen van anderen. Een veel voorkomend symbool is de lotus, een bloem van zuivere schoonheid die weliswaar geworteld is in het vuile slijk op de bodem van de vijver: zo staat de Bodhisattva ook in de wereld zonder erdoor gegrepen te worden.

Upaya

Een belangrijk idee in Mahayana is “upaya” of “trukje” – het idee is dat de historische Boeddha zijn leer aanpaste aan de toehoorders, en dus soms schijnbaar tegenstrijdige dingen vertellen aan verschillende mensen. Het doel is immers niet om waarheden te verkondigen maar om mensen te verlossen van de illusies en miserie waarin ze gevangen zitten. Ook zou Boeddha verklaard hebben dat alles wat “goed gezegd” is mag beschouwd worden “alsof hij het zelf gezegd had” – de leer is dus niet afgesloten maar kan blijven evolueren en verbeteren. Daarom is het in Mahayana perfect normaal dat nieuwe soetras verschenen lang na de dood van de historische Boeddha. En woorden van de Boeddha zelf kunnen desnoods genegeerd worden als een “upaya”, iets dat hij in een bepaalde omstandigheid zei om iemand te helpen maar dat niet noodzakelijk veralgemeend moet worden.

De “Lotus soetra” geeft een voorbeeld van upaya in de “parabel van het brandende huis”; een vader merkt dat zijn huis in brand staat en roept tot zijn kinderen om buiten te komen omdat het huis in brand staat. Maar de kinderen zijn aan het spelen en willen niet stoppen, dus de vader roept om te komen kijken naar de nieuwe speelgoedwagentjes die hij meegebracht heeft, waarop de kinderen wel buiten komen. De kinderen zijn ontgoocheld dat er geen speelgoedwagentjes zijn, maar de vader neemt hen mee op zijn grote wagen en iedereen is gelukkig. De achterliggende idee is dat Hinayana (speelgoedwagentje) een “trukje” was om mensen uit de brand te krijgen, om ze dan pas op de grote wagen (Mahayana) te zetten.

Boddhisattvas

In Theravada is een “Boeddha” iemand die op zichzelf de Verlichting bereikt, én in staat is om anderen the leren hoe de Verlichting the bereiken. Iemand op het pad om Boeddha te worden wordt Boddhisattva genoemd, maar dit wordt beschouwd als extreem zeldzaam en het pad van de “Arahat” (een leerling die een meester volgt) is het meest populair in Theravada. In Mahayana is de bedoeling dat iedereen de Boddhisattva yana, de weg van de Boddhisattva, volgt. Mahayana Boeddhisme heeft een rijke kosmografie met talrijke bovennatuurlijke Boeddhas en Bodhisattvas – de historische Siddharta Gautama wordt dus niet als de enige Boeddha beschouwd, maar als een incarnatie van één van deze Boeddhas, Sakyamuni. Naast hem is Amitaba (Amida in het Japans) één van de meest populaire. Mahayana is tamelijk syncretisch en in staat om allerlei geloven en godheden in zich op te nemen, zoals de Tibetaanse Taras en Taoïstische onsterfelijken. Van deze kosmografie wordt echter heel weinig letterlijk genomen, of een wezen als Amitaba “echt bestaat” is op zich onbelangrijk, het is een verpersoonlijking van aspekten van Verlichting die Boeddhisten helpt en inspireert om die aspecten voor zichzelf te verwezenlijken. Door te beschrijven hoe bodhisattvas zich gedragen en hoe ze spiritueel werkzaam zijn, moedigen de soetras ons aan ook zo te zijn en handelen als die bodhisattvas. Het maakt “Verlichting” iets konkreet in plaats van ongrijpbaar.

Prajñāpāramitā

Prajñāpāramitā (Transcendente Kennis of Perfectie van Wijsheid) is een diepe kennis van de werkelijkheid die boeddha’s en bodhisattva’s bereiken. Het is een niet-conceptuele en non-duale vorm van kennis van de ware aard der dingen. Deze wijsheid wordt ook geassocieerd met inzicht in de leegte van dharma’s (verschijnselen) en hun illusoire aard (māyā).

Het komt neer op het idee dat alle fenomenen (dharma’s) zonder uitzondering “geen essentiële onveranderlijke kern” hebben, en hebben daarom “geen fundamenteel werkelijk bestaan”. Deze lege verschijnselen worden ook wel conceptuele constructies genoemd. Hierdoor zijn alle dharma’s (dingen, verschijnselen), zelfs de leer van de Boeddha, de Boeddha zelf, Nirvāṇa en alle levende wezens, als “illusies” of “magie” (māyā) en “dromen” (svapna).

Deze leegte, of het ontbreken van echt bestaan, is zelfs van toepassing op het schijnbaar ontstaan en verdwijnen van verschijnselen. Daarom worden alle verschijnselen in de Prajñāpāramitā-literatuur ook beschreven als niet-ontstaan (anutpāda), ongeboren (ajata), ‘voorbij komen en gaan’. Prajñāpāramitā wordt ook geassocieerd met het niet grijpen, geen standpunt innemen (aparigṛhīta) in de wereld. De Aṣṭasāhasrikā Prajñāpāramitā Sūtra legt het uit als “niet grijpen naar vorm, niet grijpen naar sensatie, perceptie, wilskracht en cognitie”.

Dit omvat zelfs het niet grijpen of vasthouden van correcte Boeddhistische ideeën (zoals ‘niet-zelf’, ‘leegte’, bodhicitta, geloften), aangezien deze dingen uiteindelijk ook allemaal lege concepten zijn. Het bereiken van een staat van ongekende ontvankelijkheid door het inzicht in de ware aard van de werkelijkheid op een intuïtieve, niet-conceptuele manier wordt de prajñāpāramitā genoemd, de hoogste spirituele wijsheid van Mahayana.

Kanzeon

Kanzeon of Kannon is de Japanse versie van Guan Shi Yin of Guan Yin ( 観世音 ), de Chinese versie van de Bodhisattva Avalokitesvara (Sanskriet: अवलोकितेश्वर), het toppunt van mededogen, vergevingsgezindheid, goedheid en liefde. Het woord ‘avalokita’ betekent “zien, kijken” en  ‘Êvara’ betekent “heer” in Sanskriet. De Chinese naam Guan Shi Yin betekent “luisteren naar alle hulpkreten in de wereld”.

een vroege voorstelling van Avalokiteshvara

Guan Shi Yin kwam naar China samen met het Boeddhisme in de eerste eeuw AD, en bereikte Japan via Korea (als Gwanse-eum 관세음 ) rond de 7de eeuw. Avalokiteshvara werd oorspronkelijk voorgesteld als een Indische prins en leerling van de Boeddha, maar vanaf de 9de eeuw werden de voorstellingen van onduidelijk geslacht om rond de 12de eeuw voornamelijk vrouwelijk voorgesteld te worden in China. In Mahayana staat nirvana open voor zowel vrouwen als mannen, en een Bodhisattva kan elke vorm aannemen die nodig is om wezens in nood te helpen. Kanzeon is dus geen man of vrouw en iedereen mag zich de voorstelling maken die hen het beste lijkt. Tijdens de Ming dynastie in China werd Guan Yin ook enigszins vereenzelvigd met een Taoïstische onsterfelijke en met de legendarische prinses Miao Shan, wat het vrouwelijke beeld versterkte.

Kanzeon zittend op een lotus, met vaas, moderne schattige voorstelling

Tegenwoordig wordt Kanzeon meestal voorgesteld als een mooie vrouw, in het wit gekleed (teken van zuiverheid), vaak met juwelen van een Indische koninklijke familie. Vaak heeft ze een vaas mee, met het zuivere water van wijsheid en mededogen, en een wilgentak als symbool van “meegeven” en ook geneeskunde. Ze draagt meestal een kroon met een afbeelding van haar mentor Amitaba Boeddha (het Eeuwige Licht van Volledig Bewustzijn). Ze staat meestal alleen, of zittend op een lotusbloem, of met een vogel, of op een draak, of omringd door een meisje en jongen (Long Nue en Shan Tsai), of twee krijgers (Guan Yu en Wei Tuo).

draagbaar mini-schrijn, in het midden Kanzeon met de draak, met links Shan Tsai en rechts Long Nue

Met haar vrije hand kan ze het gebaar maken van verkondiging van de Boeddhistische leer. Soms wordt ze voorgesteld met meerdere hoofden en/of armen, symbool van de wens om alle wezens te helpen. Kanzeon wordt ook soms voorgesteld met een kindje in haar armen, in Japan tijdens de onderdrukking van het Christendom werd deze voorstelling soms gebruikt door verdoken Christenen als plaatsvervanger van de Katholieke Maria.

voorstelling in porselein, Kanzeon met draken, vaas, en wilgetak

De soetra van Kanzeon

Eén soetra wordt boven alle geassocieerd met Kanzeon/Avalokiteshvara, namelijk de “Hart (van wijsheid) soetra”, Prajñāpāramitā Hṛdaya Sūtra (प्रज्ञापारमिताहृदयसूत्र) of Hannya Shingyo in het Japans. Het is tegelijk de meest populaire (en gelukkig ook de kortste) soetra in Chinees Mahayana Boeddhisme en stamt vermoedelijk uit ongeveer de 6de eeuw. Zoals de titel laat vermoeden is de soetra geheel gewijd aan het onderwerp Prajñāpāramitā.

De iets langere Tibetaanse versie bevat een inleiding die de gelegenheid beschrijft; een bijeenkomst met de Boeddha, zijn belangrijkste leerling Sariputra, Avalokiteshvara, en een groep andere leerlingen. Sariputra stelt een vraag die Avalokiteshvara beantwoordt, en tenslotte verklaart Boeddha dat het antwoord uitstekend was. De korte versie beperkt zich tot het antwoord van Avalokiteshvara, en volgt hier integraal:

Tijdens het beoefenen van Prajna Paramita (transcendente wijsheid) zag Avalokiteshvara Bodhisattva dat de vijf skandhas (materie of vorm, gewaarwording, perceptie of voorstelling, intenties of gedachten, bewustzijn of aandacht) leeg zijn, en oversteeg alle lijden en moeilijkheden.

“Sariputra!
De vorm is leeg en daarom zijn er geen moeilijkheden te onderscheiden.
Het gevoel is leeg en daarom is er geen  gewaarwording.
Het denken is leeg en daarom is er geen voorstelling.
De wil is leeg en daarom is er geen doen.
Het bewustzijn is leeg en daarom is er geen ontwaking.
Waarom zijn er deze dingen?
Sariputra! Vorm verschilt niet van leegte, en leegte verschilt niet van vorm.
Vorm zelf is leeg, en leegte zelf is een vorm.
Het gevoel, het denken, de wil en het bewustzijn zijn ook zo.

Sariputra, al deze Dharmas (fenomenen) zijn leeg,
Niet gemaakt, niet vernietigd,
Niet verontreinigd, niet gezuiverd,
Niet groeiend, niet krimpend.
Deze lege Dharmas zijn zonder verleden, zonder toekomst, zonder aanwezigheid.
Dit is omdat er in de leegte geen vorm, geen gevoel, denken, wil, bewustzijn bestaan.
Er zijn geen ogen, oren, tong, lichaam, geweten,
Geen horen, ruiken, proeven, voelen,
Geen wereld om waar te nemen, geen wereld om te overdenken,
Geen onwetendheid, en ook geen einde aan onwetendheid.
Geen ouderdom en dood, tot ook geen einde aan ouderdom en dood,
Geen lijden, geen oorzaken van lijden, geen einde aan lijden, geen pad.
Geen wijsheid, geen verwezenlijking.

Omdat niets kan verwezenlijkt worden,
vertrouwen de Bodhisattvas op de Prajna Paramita,
en is hun geest vrij van moeilijkheden.
Geen moeilijkheden en daarom ook geen angst of twijfel.
Omdat ze ver buiten misleid denken staan, bekomen ze ultieme Nirvana!
Alle vorige, huidige en toekomstige Boeddha’s vertrouwen op de Prajna Paramita.
Daarom kunnen ze de hoogste verlichting bereiken.
Daarom moet men weten dat de Prajna Paramita een grote verlichte mantra is,
de hoogste mantra is, de ongeëvenaarde mantra is en verdrijver van al het lijden.
Dit is waar en echt en is niet vals.

Herhaal daarom de Prajna Paramita mantra:
gate gate pāragate pārasaṃgate bodhi svāhā (weg, weg naar de andere oever, iedereen is naar de andere oever gegaan, wijsheid hoera!)”

Er zijn hele boeken geschreven over elke zin van deze soetra. Het meest opvallende is wellicht dat de soetra vlakaf de vier edele waarheden afdoet als lege fenomenen (“geen lijden, geen oorzaken van lijden, geen einde aan lijden, geen pad”). Dit is typisch voor hoe Mahayana de perfecte wijsheid interpreteert.

De mantra wordt normaal gezongen, zoek op youtube naar “hannya shingyo” voor voorbeelden in alle mogelijke genres. Deze Hatsune Miku pop versie heeft vrij goede ondertitels:

Kanzeon en de draken

In China ontstonden vele populaire verhalen over Guan Shi Yin, ze maakt ook een verschijning in vele klassieke verhalen zoals “De reis naar het Westen”. Dit kan vreemd lijken, maar in Mahayana Boeddhisme wordt elk verhaal dat mensen op weg helpt helpt naar Nirvana als “waar” beschouwd in die zin, en er is dus geen bezwaar tegen dit soort vertelsels.

Eén van de Chinese verhalen over Kanzeon vertelt over haar ontmoeting met de drakenkoning.

Terwijl Guan Yin verbleef op de berg Putuo Shan aan de Zuidelijke Chinese Zee, werd de derde zoon van de drakenkoning (een god van de zee) in de vorm van een vis gevangen door een visser. Gevangen en op het land was hij niet in staat om zijn drakenvorm aan te nemen, en ook zijn vader, de machtige drakenkoning, kon niets doen op het land. In zijn angst riep de zoon hemel en aarde om hulp. Guan Yin hoorde deze hulpkreet, en stuurde haar leerling Shan Tsai (Sudhana in Sanskriet) met alle geld dat ze had om de vis te kopen van de visser. De vis trok intussen grote aandacht op de vismarkt, omdat hij uren na de vangst nog leefde. Vele mensen geloofden dat ze onsterfelijk zouden kunnen worden door het eten van deze rare vis, dus iedereen wou hem kopen. Er werd volop geboden, en al snel was de prijs hoger dan wat Shan Tsai kon betalen. Shan Tsai smeekte de visser om het leven van de vis te sparen, maar hierdoor keerde de menigte zich tegen hem en begon hem weg te jagen. Op dit moment klonk plots de stem van Guan Yin uit de verte: “een leven behoort toe aan wie het wil redden, niet aan wie het wil afnemen.” De mensen schaamden zich voor hun hebzuchtig gedrag en de menigte ging uit elkaar, Shan Tsai kocht de vis en bracht hem naar Guan Yin, die hem meteen naar de zee droeg. In het water veranderde de vis opnieuw in een draak en zwom naar huis.

Uit dankbaarheid zond de drakenkoning zijn dochter Lung Nue (drakenmeisje) om Guan Yin een zeldzaam lichtgevend juweel te schenken, de “Lichtparel”. Lung Nue vroeg Guan Yin om ook haar leerling te mogen worden, en Guan Yin stemde in op voorwaarde dat Lung Nue de Lichtparel zou bewaren.

De wijsheid van Kanzeon

Niets is blijvend en substantieel. Dit brengt met zich mee dat er niets is om aan vast te houden.

wierookbrander in brons

Kanzeon houdt noch aan vorm, noch aan leegte vast. Wat gebeurt er als je vasthoudt aan vorm? Dan probeer je dingen waar je aan gehecht bent bij je te houden en omdat dit onmogelijk is, probeer je dit te forceren. Het voorgaande geldt ook voor omstandigheden, gevoelens en ideeën. Hoe meer we vasthouden aan een bepaalde denkwijze, des te sterker denkbeelden worden gevormd, omdat we alles blijven uitleggen op dezelfde manier.

Wat als we vorm ontkennen? Als we hebzucht of woede op voelen komen bieden we weerstand omdat we dat ongepast vinden en onprettig. Hoe meer we hebzucht, verlangen of haat het daglicht ontnemen, des te meer die zich ophopen in het donker. Daardoor lijken ze van immens belang.

Wanneer wij gevoelens niet vasthouden en ook niet wegduwen, zullen ze alleen maar opkomen en vanzelf weggaan.

 Wat als we vasthouden aan het idee van leegte? Het gevolg zou kunnen zijn dat we onverschillig worden. Als noch ik noch anderen als wezens echt bestaan, waarom zou ik dan moeite doen? En vasthouden aan de leegte zelf is niet mogelijk. Aan wat zou je vasthouden?

Wezens zijn niet substantieel, ze hebben geen vaste verschijningsvorm, geen vast zelf, niets van hun bestaan blijft: ze zijn leeg – en toch doet het er heel veel toe hoe we ze behandelen en met hen omgaan, zowel voor hen als voor onszelf. Dit lijkt tegenstrijdig. Kanzeon heeft de gelofte gedaan Nirvana niet binnen te gaan, totdat alle wezens van de wereld van lijden bevrijd zijn. Ze neemt diep aan het leven van wezens deel, zonder dat ze zelf lijdt. Want lijden is eigenlijk eenvoudigweg de manier om het universum te zien, waarbij het ik centraal staat. Kanzeon heeft geen gezichtspunt van ‘ik’ of ‘ander’. Ze accepteert eenvoudigweg alles dat is.

Wat betekent dit in de praktijk? Wat kan je bijvoorbeeld doen als je leven in gevaar is, en er is geen uitweg? Laat je hele leven los, laat zelfs de hoop op een oplossing of op mogelijke redding los. Zie de situatie duidelijk zoals die is en accepteer die totaal. Het kan zijn dat op een of andere manier ons eigen doen en laten tot de situatie hebben bijgedragen. Je dat realiseren en vergeven is deel van die acceptatie. Dus: geen weerstand bieden en nergens aan vasthouden. Als we niet aan hoop of angst vasthouden, vinden we een vrijheid. De kracht van loslaten, niet vasthouden, is enorm. Als je realiseert dat ‘jij’ er niet bent en dat ‘jij’ ook niet afwezig bent en dat dit ook geldt voor anderen, kan de situatie zich dan ontwikkelen op ‘wonderbaarlijke wijze’.

Je kan voorbij de gewoonlijke begrenzingen zien. Je zal de wereld niet langer zien als verdeeld in dader en slachtoffer, in zelf en ander. Je zal begrijpen dat een ‘dader’ ook door omstandigheden wordt beïnvloed, ook door gevoelens en gedachten in verwarring raakt en ook een zuivere geest heeft. Je zal dan ook bij jezelf ontdekken dat je kan wensen dat de persoon vrede en liefde zal vinden en zijn of haar verwarring zal oplossen. Dit begrip en deze wens maken je vrij. Zo heb je toevlucht genomen in de kracht van Kanzeon: in de grote kracht van grootmoedig begrip. En je weet nu uit eigen ervaring wat werkelijk leven is, en dat het wonderbaarlijk is.

Nu zijn de bedreigende situaties niet altijd uiterlijk van toepassing maar kunnen ook innerlijk zijn. Als je dan in een situatie moeilijke gevoelens en gedachten naar boven ziet komen, is het belangrijk daarbij te blijven en er stil mee zijn. Niet die gevoelens vermijden of wegdrukken, maar bereid zijn ze te ervaren zoals ze zijn, zonder er uitleg of commentaar op te geven en zonder hun bron aan te wijzen, gewaar en open voor hun gehele hoedanigheid. In dit geval nemen we ook verantwoording voor ze en zijn we zo eerlijk mogelijk naar onszelf toe. En als je met deze gevoelens en gemoedstoestanden stil kan zijn, kan je ze zien in hun ware hoedanigheid. Dan kan er vrede heersen.

Van Kanzeon wordt gezegd dat ze aan iedereen verschijnt in diens eigen gedaante, precies zoals die is. Kanzeon is dus eigenlijk ons leven. Het is haar grote kracht volstrekt te zijn zoals wezens zijn, zonder dat ze zich met hen identificeert. Dus is ze jou maar denkt ze niet dat ze jou is. Als je denkt dat je ‘jij’ bent, kan je niemand anders meer zijn, want dan zou je iets beperkt en specifiek zijn waarin je vast zat. Kanzeon denkt helemaal niet dat ze iemand is. Ze vereenzelvigt zich met geen enkele vorm of levens uitdrukking. Daarom kan ze waar dan ook zijn, en iedere kreet uit welke windrichting dan ook horen èn onmiddellijk beantwoorden zonder dat er tijd verstrijkt. Met andere woorden, we zijn allemaal Kanzeon op het moment dat we niet aan onszelf denken. Dit is geen magie, Kanzeon doet niet iets om je te bevrijden; maar wanneer wij geheel onze aandacht richten op datgene wat Kanzeon wezenlijk is, dat maakt ons vrij. Gedachten loslaten die de geest verdelen en verdonkeren leidt ons de heldere aanwezigheid van het universum binnen, en dan kan niets ons werkelijk kwaad doen. Dit is niet hetzelfde als je keren tot één of andere godheid die vanaf grote hoogte over je toestand regeert en het kwaad zal afwenden – die het allemaal voor je doet.

Wat heeft dit alles nu te maken met Aikido?

Morihei Ueshiba zelf was een aanhanger van de neo-Shinto Omoto-kyo sekte, dus op het eerste zicht lijkt het vreemd om een figuur uit Chinees Boeddhisme als voorbeeld te nemen.

De “Ai” in Aikido betekent “harmonie”, maar wat is de “Ki”? Morihei Ueshiba zei “de juiste kamae is wat opkomt van waar de goden u leiden, en hangt af van de tijd, de situatie, de bodemgesteldheid en de sfeer van het moment: kamae is wat in uw hart is”. Hetgeen waarmee we in Aikido proberen te harmoniseren, en wat aangeduid wordt met “Ki”, is dus “de situatie” in de meest ruime zin.
Het basisprincipe van Aikido is dus handelen in harmonie met de situatie. Uiteraard is het hiervoor noodzakelijk dat we de situatie ook zien zoals ze werkelijk is. Als we handelen op basis van onze valse denkbeelden over de situatie, hoe kunnen we er dan mee in harmonie treden? We moeten de tegenstanders dus observeren, naar hen luisteren, voelen waar ze heen willen, hun standpunt begrijpen. In de woorden van Sun Tzu “de generaal die zichzelf en zijn vijand begrijpt wint 100% van de veldslagen, wie zichzelf begrijpt maar niet zijn vijand wint 50/50, wie nog zichzelf noch de vijand kent verliest 100%”. Net zoals Kanzeon willen we alles zien, alles horen. Een aanvaller zien als ook een mens die we kunnen begrijpen is geen zwakheid maar basis Aikido strategie, integendeel; de vijand zien als iets wat hij niet is zal ons beletten in harmonie te zijn met de situatie.

Vastgrijpen is ook iets dat we willen vermijden in Aikido. Als je vastgegrepen wordt, maar evengoed als je zelf een ander vastgrijpt, ben je niet meer vrij in je bewegingen: daarom gebruiken we zoveel mogelijk de tegatana. We houden ook niet vast aan de plaats waar we staan, maar verplaatsen ons naar wat in de situatie de beste plaats is. Ook figuurlijk houden we niet vast aan een standpunt, een richting, of een bepaalde techniek, maar laten in plaats daarvan de techniek voortvloeien uit de situatie, en als de toestand evolueert passen we desnoods de techniek aan of gaan naar een andere techniek. Door ukemi leren we om niet vast te houden aan onze houding, maar als het nodig is mee te rollen met een techniek die tegen ons gericht is.

Aikido vraagt ook aanvaarding. We moeten de situatie aanvaarden zoals ze is, omdat dit het beginpunt is waaruit we vertrekken – niet wat we denken of wensen dat er gebeurt, maar wat er werkelijk gebeurt accepteren als noodzakelijk uitgangspunt. In plaats van ons te verzetten tegen wat is, gaan we mee met de beweging om die te helpen leiden naar een goede afloop. Stel dat iemand mijn pols vastgrijpt. Om te kunnen handelen in harmonie met deze situatie moet ik om te beginnen de situatie aanvaarden zoals ze IS, niet zoals ik denk dat ze zou moeten zijn. Een oordeel vellen over de situatie helpt mij hierbij totaal niet vooruit. Mij fixeren op een bepaalde uitkomst evenmin.

In Aikido houden we niet vast aan vorm noch aan leegte; enerzijds proberen we de situatie niet te forceren of controleren, anderzijds is het ook niet zo dat we ons willoos laten doen, we gaan mee met de beweging zonder ons er aan over te geven. De illusie van controle leidt tot angst; als we aanvaarden dat we niet alles onder controle hebben en niet altijd zullen winnen, kunnen we vrede vinden in het feit dat we ons best gedaan hebben. Het is ook niet zo simpel dat we maar moeten beginnen trekken als iemand ons duwt. Dan scheppen we immers een nieuw onevenwicht, want de ander zal zich gaan verzetten. Ideaal gaan we mee met de beweging, en voegen er alleen dat heel kleine beetje aan toe waardoor we de situatie in goede banen leiden, liefst zelf zonder dat de andere persoon beseft wat er gebeurt. Op een manier zoals die waarmee een surfer probeert te harmoniseren met een golf. Ueshiba zei: “Als een tegenstander nadert, ga hem tegemoet en groet hem. Wil hij zich terugtrekken, geef hem dan de wind van achter.”

In de 17de eeuw ontwikkelde Akiyama Yoshitoki een jujutsu-stijl die razend populair werd en zich tijdens de Edo periode verspreidde over heel Japan. Alle nog bestaande scholen van jujutsu zijn rechtstreeks of onrechtstreeks beïnvloed door Yoshin ryu. “Yoshin” betekent “geest/hart van de wilg” en de naam verwijst naar de inspiratie van Akiyama: gedurende een ongewoon strenge winter in Hiroshima merkte hij dat takken van de dennenbomen in zijn tuin afbraken onder het gewicht van de vele sneeuw, maar dat de takken van de wilg zich bogen zodat de sneeuw er afgleed voordat die zich kon ophopen.

Zijn ontdekking was dat mensen door de “ingesteldheid van de wilg” een uitdagende situatie kunnen oplossen. Dit is uiteraard niet vanzelfsprekend; wie zomaar meegeeft of niet voor zichzelf opkomt zal normaal gezien weinig success hebben. Het is dus een vaardigheid die enkel via gerichte oefening ontwikkeld kan worden. Dit wordt meestal omschreven als “Meegeven om te overwinnen” maar dit is feitelijk een verkeerde manier van denken. De sneeuw en de wilg zijn geen vijanden. De wilg buigt, de sneeuw valt. Beiden volgen hun aard. Termen als “overwinning” en “nederlaag” zijn hierbij zonder betekenis.

Zodra ik mezelf beschouw als “verdediger” ontstaat er in mijn geest ook een “aanvaller”. Maar de vermeende “aanvaller” beschouwt zichzelf misschien als rechtvaardig, of is misschien iemand die gewoon per ongeluk tegen mij botst. Als ik mij nu tegen die “aanvaller” wil “verdedigen”, riskeer ik zelf een aanvaller te worden. Voor de toepassing van Aiki vormt dit soort denken een hindernis tot het juist inschatten van de situatie. In de woorden van Ueshiba: “zodra je begint te denken over “goed” en “slecht” in je medemensen, open je de deur van je hart voor wreedheid. Tegenstanders confronteren ons voortdurend, maar in werkelijkheid is er geen tegenstander.”

Aikido vraagt ons om vertrouwen te hebben. Angst of agressie maakt onze bewegingen stijf, en belet ons de situatie volledig waar te nemen en aan te voelen. Als we gevangen zitten in gedachten over winnen en verliezen, over zelf en vijand, kunnen we niet vrij bewegen in harmonie met de situatie. Net zoals vertrouwen op Kanzeon, kan vertrouwen in de principes van Aikido ons bevrijden van overbodige gedachten. En ook dit is geen magie.

Er is nog een Chinees verhaal over een draak met een wijze les:

Yeh Kung Tzu was dol op draken; hij bestudeerde verhalen over draken, en zijn huis hing vol met schilderijen en beelden van draken. Hij sprak over niets anders. Op een dag hoorde een draak over Yeh Kung Tzu en dacht, “iemand die ons zo apprecieert zal zeker blij zijn om een echte draak te ontmoeten.” Hij vloog naar het huis van Yeh en ging binnen, waar hij Kung Tzu in slaap vond. Toen Yeh Kung Tzu wakker werd vond hij een draak aan zijn bed, met schubben en tanden glinsterend in het maanlicht. Nog voor de draak zichzelf kon voorstellen, schreeuwde Kung Tzu van angst, greep een zwaard en viel de draak aan. De draak vloog weg en kwam nooit meer terug.

Dit verhaal illustreert dat het niet genoeg is om iets verstandelijk te begrijpen; we moeten het ook in de praktijk brengen, zodat we niet enkel boeken lezen en prenten ophangen zoals Yeh Kung Tzu.